Over een dader die afwezig is
Myrthe van der Meer heeft haar psychiatrische roman
gebaseerd op haar ervaringen tijdens een opname van vijf maanden in een
psychiatrische afdeling van een algemeen ziekenhuis. Wim Brands toont kort een
boek met collages die Myrthe in die tijd ook maakte.
Tijdens de opname had ze geen idee waarom ze daar zat. Ze
was altijd al depressief en wilde dood. Vluchten in haar redactiewerk in een
uitgeverij lukte niet meer. Ze huilde thuis. Haar vader bracht haar naar de
PAAZ. Ze begreep dat niet. Ze voelde zich niet anders dan anders. Ze wilde niet
leven. Niemand sprak daarover met haar. Ze dacht dat iedereen diep van binnen
de weerzin om te leven voelde.
Brands heeft de roman ademloos gelezen. Het geeft een
Voskuil-achtige beschrijving van het leven in een psychiatrische inrichting.
Myrthe vertelt dat ze daags na haar ontslag met schrijven
begon, al maakte ze al wel aantekeningen toen een vriendin van haar wegging.
Bij thuiskomst bleef het verblijf door haar hoofd spoken, bijvoorbeeld over het
sinterklaasfeest. Op haar vraag wat men daaraan deed, hoorde ze dat ze dan
pepernotenbavarois als toetje kregen. Myrthe kwam op het idee om de schoen te
zetten, maar die werden ’s avonds laat door een kleptomaan weggehaald. Ze had
een hele lijst met dat soort herinneringen.
Brands zegt dat ze registreert in haar boek, maar dat hij
één grote frustratie had. Hij vraagt Myrthe of ze kan raden welke dat was.
Waarom ze daar zat. Myrthe raadt het meteen goed. Brands
mist de dader in het verhaal. Myrthe zegt dat ze dat met opzet zo gedaan heeft.
Ze kreeg ooit de diagnose manisch-depressief en daarna Asperger.
Dat had je niet eerder ontdekt, vraagt Brands.
Dat is moeilijk, want je leeft ermee, zegt Myrthe.
Je registreert en probeert orde te scheppen, veronderstelt
Brands.
Maar zonder interpretatie, zegt Myrthe. Iedereen maakt zijn
eigen PAAZ.
Brands vraagt haar wat voor haar in dit gesprek moeilijk te
begrijpen is.
Myrthe vindt zijn onregelmatige spreekpatroon lastig. Ze
probeert dan te achterhalen wat er aan de hand is. Waarom hij de ene keer snel
een vraag stelt en de andere keer lang wacht. In het laatste geval vreest ze
dat haar antwoord niet goed was.
Wat is lastig in het dagelijks leven, vraagt Brands in
plaats van zich deze kritiek aan te trekken.
Het onderhouden van vriendschappen, zegt Myrthe. Het aangaan
van vriendschappen is niet moeilijk, maar daarna ontstaan problemen. Ze kan er
niet tegen als ze meerdere keren in een week gebeld wordt of als ze vaak
kaarten krijgt. Het liefst belt ze een keer in de twee maanden met iemand
persoonlijk. Voor haar werk ligt dat anders. Dan is de communicatie gericht op efficiency.
Ze begrijpt niet veel van gevoelens. De uitgeefster vroeg of ze zenuwachtig was
voor dit gesprek maar daar heeft ze niet zo gauw een antwoord op. Wat is
zenuwachtig? Ze had wel last van koude handen.
Brands vraagt haar tenslotte of ze begrijpt wat ze heeft
opgeschreven.
Myrthe zegt dat ze zichzelf gefileerd heeft, maar is
verbaasd als anderen daarover ontroerd zijn.
Brands zegt dat ze het wonderbaarlijk mooi heeft
opgeschreven.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten