Rancune vreet zich een weg door het leven van de schrijver
Hermans
Het tweede deel van de biografie over Willem Frederik
Hermans (1921-1995) gaat over de periode van 1953 tot 1995 waarin Hermans zijn
grootste romans schreef, zoals De donkere
kamer van Damocles (1958) en Nooit
meer slapen (1966). Willem Otterspeer noemt De mislukkingskunstenaar, het eerste deel van zijn biografie, daarom
ook wel de cliffhanger van het tweede deel.
Wim Brands zegt dat Hermans zijn ambitie in de eerste
periode zo hoog opschroefde dat het wel tot een mislukking moest leiden.
Otterspeer noemt Tranen
der acacia’s (1949) zijn meest directe roman, maar Nooit meer slapen het meest geslaagd in alle opzichten, een mening
waarmee ik het heel erg mee eens ben.
Brands vraagt naar een verklaring van de titel De zanger van de wrok.
Volgens Otterspeer brengt deze titel de filosofie van
Hermans het beste onder woorden, namelijk dat de mens in het universum de
bedrieger is en de bedrogene. Het collectieve en individuele leven is
betekenisloos. De mens als soort leeft heel kort in vergelijking met het heelal
en het individu is ook zo weer van de aardbodem verdwenen. Hierop zijn twee
reacties mogelijk: boos worden op de ander of zelf de schuld op zich nemen.
Hermans kiest ervoor de eigen rancune om te zetten in literatuur.
Brands vindt dat in het tweede deel van de biografie heel
duidelijk wordt dat de rancune zich een weg vreet in het leven van Hermans.
Otterspeer zegt hierover dat taal contact niet toestaat en
dat alle vriendschappen op de klippen lopen. Hermans verwachtte van vrienden
dat ze het volledig met hem eens waren en anders forceerde hij een breuk. Een
uitspraak van hem luidt dat mensen misbruiken hetzelfde is als hen te lang
gebruiken. Het was het beste zelf de dolk in hun rug te steken.
Brands stelt dat het nihilistisch wereldbeeld van Hermans
klassieke romans opleverde.
Otterspeer roemt zijn nietsontziende eerlijkheid, ook ten
opzichte van zichzelf. Een roman die af was, was nooit goed genoeg. Het had
zijn zelfkritiek hard nodig om te voorkomen dat anderen gelijk zouden krijgen.
In de oorlog was het gelijk niet te bewijzen. In zijn oorlogsromans evenmin.
Toen hij in de Weinreb affaire het ongelijk van de oplichter aantoonde, was het
afgelopen met de kracht van zijn werken. In de laatste Brusselse periode was
hij erg eenzaam.
Brands vraagt naar de belangrijkste ontdekking die
Otterspeer deed tijdens het werken aan de biografie.
Otterspeer zegt dat hij meer bewondering heeft gekregen voor
de inzet van Hermans als schrijver maar dat zijn waardering voor de persoon
Hermans is afgenomen.
Brands begint over de begrafenis van Hermans in een eenzame
sfeer.
Zijn vrouw en zoon strooiden na de crematie de as uit over een
veldje en dat was het dan. Otterspeer noemt dat in caracter, maar niet het afscheid dat een volk van zijn grootste
schrijver neemt.
Tenslotte vraagt Brands naar de mooiste regel van Hermans.
De mens is de enig
bedrogene, zegt Otterspeer. Dit is een keisteen, al is die niet van Hermans
zelf.
Brands noemt zelf: een
held is iemand die straffeloos onvoorzichtig is geweest.
Hier
mijn verslag van het gesprek dat Wim Brands met Willem Otterspeer over De mislukkingskunstenaar had.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten