Ironisch verhaal vindt tenslotte een bodem
Laatste woorden is
het (proza-)debuut van Bas Heijne (1960), die Engelse taal- en letterkunde
studeerde en daarna zijn vleugels uitsloeg naar vele andere literaire en
geografische gebieden met een zwaartepunt op het gebied van de essayistiek. Op dat
gebied schrijft hij wekelijks vileine columns in de NRC over het botte
machtsvertoon dat we de politiek en de media uitgeoefend worden.
Zijn debuut Laatste
woorden is een proeve van bekwaamheid, althans in stilistisch opzicht. Hij
schetst daarin een wereld die in latere jaren in toenemende mate door de
Amsterdamse grachtengordel geannexeerd is, met cultuur in de breedste zin van
het woord en nog meer blabla. Hoofdpersoon Jojo ter Braak is een schrijver met,
hoe kan het ook anders, een writersblock. Zijn wereld wordt door elkaar geschud
door de dood van zijn vriend Vincent in Italië. Uiteindelijk belandt hij zelf als
groupie van een diva in Rome. Hij denkt dat de zangeres hem kan inspireren,
maar als zij hem rücksichtlos laat vallen is het uit met de pret.
Het motto van Laatste
woorden komt van Edward Gibbon die in zijn Autobiography schreef dat verzoening op latere leeftijd is
weggelegd voor ouders die zich terugvinden in hun kinderen, voor gelovigen die met
hun gezangen tot aan de hemel komen en tenslotte voor ijdele auteurs die denken
dat ze met hun werk onsterfelijk zullen worden. Daarmee neemt Heijne de zaak al
op de hak. In de roman wordt in de eerste twee van de drie delen aan een stuk
door geïroniseerd, tot hoofdpersoon Ter Braak in het derde deel in een rustiger,
maar verre van gelukkiger vaarwater komt.
Het verhaal speelt zich af in de grachtengordel nadat Ter
Braak zijn vriend Vincent, een gevierde volkszanger, voor een vakantie naar
Schiphol heeft gebracht. Ter Braak vreest de avonturen die zijn vriend gaat beleven
en zit sip alleen thuis voor een leeg papier, maar krijgt de nodige afleiding
van feestjes in de buurt. Vriendin Geesje, die ook schrijft, trekt hem overal
mee naar toe. Na een onstuimig partijtje bij de homoseksuele dichter Otto de
Germain krijgt Jojo een telegram dat zijn vriend verongelukt is, terwijl hij
achterop de brommer zat bij een jonge Italiaan.
In het tweede deel gaat Jojo met zijn buurvrouw, de weduwe Laarman,
naar de begrafenis van Vincent in Florence, terwijl in Amsterdam een
herdenkingsdienst gehouden wordt, waarbij de geestelijkheid zich niet onbetuigd
laat. Ter Braak en Laarman neemt Allesandro, de jongen die de brommer bestuurde
waarmee Vincent verongelukte, mee terug naar Amsterdam, waar hij onderdak vindt
bij de weduwe. Ter Braak staat begrijpelijk nogal ambivalent tegenover de
jongen, die zich zelf ook bezwaard voelt. Dit deel eindigt met optreden van een
drankzuchtige diva ter gelegenheid de presentatie van de nieuwe dichtbundel van
Otto, die slechts uit één exemplaar bestaat.
In het derde deel reist Ter Braak de diva achterna tot Rome,
waar ze hem dumpt en hij zelf een goedkope hotelkamer neemt, waar hij in de
hitte lamlendig op bed ligt. ‘De
herinneringen aan Vincent, en daarmee de ideeën over het boek dat hij ooit
schrijven zou, zijn langzaam uit hem weggeëbd. Wat hij nu nog voelt is niet het
verlies van Vincent, maar het besef dat hij al die jaren niets te verliezen
heeft gehad. Zijn hele leven is posthuum geweest.’ Een uitgesteld bezoek
aan een museum van Keats levert hem een flauwte op. Hij heeft geen enkel
houvast in het leven, maar wordt tenslotte toch bijgestaan door Geesje en Otto.
De eerste twee delen kennen snelle scènewisselingen, die het
verhaal vaart geven, maar het tegelijk onrustig maken. Ik hoorde Heijne door de
eerste delen heen en was blij dat hij daarna een andere toon aansloeg. In het
derde deel keert de rust terug, alleen niet bij de Nijmegenaar Ter Braak die
steeds meer in een existentiële crisis belandt, maar doorziet dat de mensheid
vooral zichzelf wil zien en zich bevrijdt van zijn eigen verwachtingen. Hij
laat het aan een ander over om zijn leven op te tekenen en heeft het getroffen met
de jonge Bas Heijne.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten