Welcome, reader! According to Antony Hegarty in this second decade of the new century our future is determined. What will it be? Stays all the same and do we sink away in the mud or is something new coming up? In this blog I try to follow new cultural developments.

Welkom, lezer! Volgens Antony Hegarty leven we in bijzondere tijden. In dit tweede decennium van de eenentwintigste eeuw worden de lijnen uitgezet naar de toekomst. Wat wordt het? Blijft alles zoals het is en zakken we langzaam weg in het moeras van zelfgenoegzaamheid of gloort er ergens iets nieuws aan de horizon? In dit blog volg ik de ontwikkelingen op de voet. Als u op de hoogte wilt blijven, kunt u zich ook aanmelden als volger. Schrijven is een avontuur en bloggen is dat zeker. Met vriendelijke groet, Rein Swart.

Laat ik zeggen dat literaire kritiek voor mij geen kritiek is, zolang zij geen kritiek is op het leven zelf. Rudy Cornets de Groot.

Do not go gentle into that good night, Old age should burn and rage at close of day; Rage, rage against the dying of the light. Dylan Thomas.

Het is juist de roman die laat zien dat het leven geen roman is. Bas Heijne.

In het begin was het Woord, het Woord was bij God en het Woord was God. Johannes.



vrijdag 27 maart 2015

Eerste hulp bij kunst, Het theater van nu, Toneelschuur, 23 maart 2015



Tsjechov fileert de opgegeven patiënt met de brute hartstocht van een arts

Eerste hulp bij kunst is een nieuw initiatief van verschillende Haarlemse kunstinstellingen om de bezoeker meer te betrekken bij de kunstuitingen, of zoals over deze bezoeker in de flyer staat: ‘Meer willen weten over kunst van nu, maar niet weten waar te beginnen.’ Op theatergebied is Loek Zonneveld, theaterrecensent van De Groene Amsterdammer, de hulpverlener die het geïnteresseerde theaterpubliek wegwijs probeert te maken in het hedendaagse theater. Hij heeft beeldmateriaal uit zijn archief meegenomen om zijn stellingen te verduidelijken en praat met de jonge regisseurs Erik Whien en Olivier Diepenhorst, die onlangs respectievelijk Oom Wanja van Tjechov en Stilte van Norén op de planken brachten.

Zonneveld begint in Berlijn. Taxichauffeurs die hem naar het Deutsches Theater brengen, beginnen altijd over Oom Wanja dat al zeven jaar in dat theater gespeeld wordt, ook al ligt de regisseur Jürgen Gosch in zijn graf. Oom Wanja, dat is iets. Zonneveld leest voor uit zijn recensie over de voorstelling Onkel Wanja in Berlijn, waarin hij de dronken dokter Astrov en Sonja, de dochter van de professor, samen zag lachen, huilen en weer lachen. Astrov danste zonder effectbejag of censuur, iets wat hij anders nooit zou doen en daar gaat het volgens Zonneveld in het toneel om. Hij citeert uit een interview met Erik Whien, die jonge acteurs en actrices als Naomi Velissariou op het toneel zet, opdat jongeren zich met hen kunnen identificeren. Ook kleedt hij de oude tijd met hedendaagse gevoelens aan. Zonneveld zegt dit iets anders is dan het actualiseren van een toneelstuk. Hij toont het begin van een oude film van Andrej Kontsjalovski uit de jaren zeventig, waarin Wanja, net als in de huidige voorstelling, het publiek in kijkt en alleen maar Tsja zegt, hetgeen een heleboel inhoudt.

Pjotr Sjarov kan volgens Zonneveld in dit verhaal niet ontbreken. Deze gevluchte Rus werd na de Tweede Wereldoorlog naar Nederland gehaald omdat eerdere voorstellingen van Tjechov op slechte kritieken waren uitgelopen. Hij stierf in 1969 en liet twee leerlingen na, de regisseurs Ton Lutz en Erik Vos die zijn erfenis deelden. Zonneveld toont beeldmateriaal over hem en zijn erfgenamen.

Toneelmaken is een kwestie van kiezen, is het parool van Zonneveld. En wel van een stijl waarna men stap voor stap op weg gaat naar het vangen van het publiek. Net zoals hij op de theateropleiding leerlingen twee opvattingen over één scène met elkaar laat confronteren, toont hij vanavond twee maal dezelfde scène, die van Astrov en Sonja, uit twee voorstellingen. In het eerste geval de film Vanya on 42nd street (1994) van Louis Malle met de jonge Julianne Moore (nu in de Toneelschuur te zien in de film Still Alice, rs) en Andre Gregory en anderzijds de voorstelling van Art&Pro in de regie van Frans Strijards met Gijs Scholten van Aschat en Marieke Heebink.

De film is psychologisch sterk, het theaterstuk indringend vanwege de absurde toets van Heebink. Zonneveld haalt een Duitse vertaler van Tsjechov aan die Russische wortels heeft en stelt dat de weemoed, die de personages van Tsjechov uitstralen, te maken heeft met het feit dat die mensen leven in een eindtijd, waarin ze in plaats van na te denken zichzelf kapot kletsen. Tsjechov fileert de opgegeven patiënt met de brute hartstocht van een arts. Tijdens het gesprek hierover met Whien en Diepenhorst vertelt Zonneveld dat de laatste voorstelling lang zijn voorkeur had, maar dat hij daarvan terugkomt, al kan hij niet precies zeggen waarom dat is. Sinds Gosch zijn er nog andere opties dan de ultiem realistische voorstelling van Strijards, die veel commotie opriep, zoals te lezen is in zijn recensie in De Groene Amsterdammer van 27 april 1994. Volgens Whien kan theater de realiteit weergeven maar daar ook een schepje boven op doen. Het realisme is dan ook vaak meer een toneelrealiteit dan een persoonsrealiteit. Diepenhorst vult aan dat de werkelijkheid vaak vreemder is dan hij kan bedenken en daar graag dicht bij komt. Zonneveld vertelt de anekdote dat Tsjechov ooit door Stanislawski belaagd werd met ideeën over een realistische weergave van De meeuw, hetgeen Tsjechov ertoe bracht om als reactie een stuk te schrijven, waarin de hoofdpersoon opmerkt dat het heerlijk rustig is zonder het geschreeuw van meeuwen, het ruisen van bomen en anderzijds. 

Tijdens de Q&A, gehouden onder het mom dat domme vragen niet bestaan, vraagt Istanbul hoe de regisseur het publiek moet raken. Zonneveld zegt dat daar geen standaardrecept voor is, waarop Istanbul later zelf met het antwoord komt, namelijk dat de regisseur zijn hart moet laten spreken.
Eerder ging het over het verschil tussen het regisseren van bestaande en nieuwe stukken. Whien vindt het soms lastig om een stuk te regisseren dat hij gezien heeft en dat hij geweldig vond, Diepenhorst vindt het mooi om zijn eigen steentje aan de traditie te kunnen bijdragen. Nieuwe stukken zijn volgens Whien gevaarlijker omdat ze zich nog moeten bewijzen, Diepenhorst heeft daar geen ervaring mee.
Een andere vraag ging over de kwestie of de regisseur in een latere fase nog helder kan oordelen over zijn stuk. Whien kan dat wel voor zichzelf, Diepenhorst is erop alert dat hij niet teveel zijn eigen oordeel laat prevaleren. Hij is zich er ook van bewust dat een toeschouwer het stuk slechts een keer ziet. 
Daarnaast werd gesproken over de invloed van de acteur op de regie en het verschil tussen de rol van acteur en de regisseur, waarover Whien kan meepraten omdat hij beide functies kent. Hij noemt het een voordeel dat hij een acteur beter kan doorgronden, maar een nadeel dat hij zich soms teveel inleeft in de acteur.

Tenslotte toont Zonneveld nog een boeiend beeldfragment uit 1987 van een ontmoeting die vertaler Karst Woudstra met Lars Norén had over zijn stukken en werkwijze. Norén begon als dichter en ging pas later voor het toneel schrijven. Hij doet dit in een lege flat waarin hij met zijn personages in contact probeert te komen. Als hij hun complexe persoonlijkheid begrepen heeft, kan hij hen hun eigen gang laten gaan. Hij vindt het boeiend als hoofd, hart en lijf verschillende signalen afgeven en ontleent veel stof aan zijn eigen familie, vooral aan zijn vader. Dezelfde thema’s komen steeds terug, maar veranderen naarmate hij zelf ouder wordt en zijn beeld van het verleden zich wijzigt. De zoon verandert dan van slachtoffer tot iemand die zelf de touwtjes in handen heeft.  

Hier de recensie van Zonneveld over Oom Wanja van Frans Strijards, hier zijn site met daarop zijn recensie van Onkel Wanja.

  

Geen opmerkingen:

Een reactie posten