Tsjechov fileert de opgegeven patiënt met de brute
hartstocht van een arts
Eerste hulp bij kunst
is een nieuw initiatief van verschillende Haarlemse kunstinstellingen om de
bezoeker meer te betrekken bij de kunstuitingen, of zoals over deze bezoeker in
de flyer staat: ‘Meer willen weten over kunst van nu, maar niet weten waar te
beginnen.’ Op theatergebied is Loek Zonneveld, theaterrecensent van De Groene
Amsterdammer, de hulpverlener die het geïnteresseerde theaterpubliek wegwijs
probeert te maken in het hedendaagse theater. Hij heeft beeldmateriaal uit zijn
archief meegenomen om zijn stellingen te verduidelijken en praat met de jonge
regisseurs Erik Whien en Olivier Diepenhorst, die onlangs respectievelijk Oom Wanja van Tjechov en Stilte van Norén op de planken brachten.
Zonneveld begint in Berlijn. Taxichauffeurs die hem naar het
Deutsches Theater brengen, beginnen altijd over Oom Wanja dat al zeven jaar in dat theater gespeeld wordt, ook al ligt
de regisseur Jürgen Gosch in zijn graf. Oom
Wanja, dat is iets. Zonneveld leest voor uit zijn recensie over de
voorstelling Onkel Wanja in Berlijn,
waarin hij de dronken dokter Astrov en Sonja, de dochter van de professor,
samen zag lachen, huilen en weer lachen. Astrov danste zonder effectbejag of
censuur, iets wat hij anders nooit zou doen en daar gaat het volgens Zonneveld
in het toneel om. Hij citeert uit een interview met Erik Whien, die jonge acteurs
en actrices als Naomi Velissariou op het toneel zet, opdat jongeren zich met
hen kunnen identificeren. Ook kleedt hij de oude tijd met hedendaagse gevoelens
aan. Zonneveld zegt dit iets anders is dan het actualiseren van een toneelstuk.
Hij toont het begin van een oude film van Andrej Kontsjalovski uit de jaren
zeventig, waarin Wanja, net als in de huidige voorstelling, het publiek in
kijkt en alleen maar Tsja zegt,
hetgeen een heleboel inhoudt.
Pjotr Sjarov kan volgens Zonneveld in dit verhaal niet
ontbreken. Deze gevluchte Rus werd na de Tweede Wereldoorlog naar Nederland
gehaald omdat eerdere voorstellingen van Tjechov op slechte kritieken waren
uitgelopen. Hij stierf in 1969 en liet twee leerlingen na, de regisseurs Ton
Lutz en Erik Vos die zijn erfenis deelden. Zonneveld toont beeldmateriaal over
hem en zijn erfgenamen.
Toneelmaken is een kwestie van kiezen, is het parool van
Zonneveld. En wel van een stijl waarna men stap voor stap op weg gaat naar het
vangen van het publiek. Net zoals hij op de theateropleiding leerlingen twee
opvattingen over één scène met elkaar laat confronteren, toont hij vanavond twee
maal dezelfde scène, die van Astrov en Sonja, uit twee voorstellingen. In het
eerste geval de film Vanya on 42nd street
(1994) van Louis Malle met de jonge Julianne Moore (nu in de Toneelschuur te
zien in de film Still Alice, rs) en
Andre Gregory en anderzijds de voorstelling van Art&Pro in de regie van
Frans Strijards met Gijs Scholten van Aschat en Marieke Heebink.
De film is psychologisch sterk, het theaterstuk indringend
vanwege de absurde toets van Heebink. Zonneveld haalt een Duitse vertaler van
Tsjechov aan die Russische wortels heeft en stelt dat de weemoed, die de
personages van Tsjechov uitstralen, te maken heeft met het feit dat die mensen
leven in een eindtijd, waarin ze in plaats van na te denken zichzelf kapot kletsen.
Tsjechov fileert de opgegeven patiënt met de brute hartstocht van een arts.
Tijdens het gesprek hierover met Whien en Diepenhorst vertelt Zonneveld dat de
laatste voorstelling lang zijn voorkeur had, maar dat hij daarvan terugkomt, al
kan hij niet precies zeggen waarom dat is. Sinds Gosch zijn er nog andere
opties dan de ultiem realistische voorstelling van Strijards, die veel commotie
opriep, zoals te lezen is in zijn recensie in De Groene Amsterdammer van 27
april 1994. Volgens Whien kan theater de realiteit weergeven maar daar ook een
schepje boven op doen. Het realisme is dan ook vaak meer een toneelrealiteit
dan een persoonsrealiteit. Diepenhorst vult aan dat de werkelijkheid vaak
vreemder is dan hij kan bedenken en daar graag dicht bij komt. Zonneveld
vertelt de anekdote dat Tsjechov ooit door Stanislawski belaagd werd met ideeën
over een realistische weergave van De
meeuw, hetgeen Tsjechov ertoe bracht om als reactie een stuk te schrijven,
waarin de hoofdpersoon opmerkt dat het heerlijk rustig is zonder het geschreeuw
van meeuwen, het ruisen van bomen en anderzijds.
Tijdens de Q&A, gehouden onder het mom dat domme vragen niet
bestaan, vraagt Istanbul hoe de regisseur het publiek moet raken. Zonneveld
zegt dat daar geen standaardrecept voor is, waarop Istanbul later zelf met het
antwoord komt, namelijk dat de regisseur zijn hart moet laten spreken.
Eerder ging het over het verschil tussen het regisseren van
bestaande en nieuwe stukken. Whien vindt het soms lastig om een stuk te
regisseren dat hij gezien heeft en dat hij geweldig vond, Diepenhorst vindt het
mooi om zijn eigen steentje aan de traditie te kunnen bijdragen. Nieuwe stukken
zijn volgens Whien gevaarlijker omdat ze zich nog moeten bewijzen, Diepenhorst
heeft daar geen ervaring mee.
Een andere vraag ging over de kwestie of de regisseur in een
latere fase nog helder kan oordelen over zijn stuk. Whien kan dat wel voor
zichzelf, Diepenhorst is erop alert dat hij niet teveel zijn eigen oordeel laat
prevaleren. Hij is zich er ook van bewust dat een toeschouwer het stuk slechts
een keer ziet.
Daarnaast werd gesproken over de invloed van de acteur op de
regie en het verschil tussen de rol van acteur en de regisseur, waarover Whien
kan meepraten omdat hij beide functies kent. Hij noemt het een voordeel dat hij
een acteur beter kan doorgronden, maar een nadeel dat hij zich soms teveel
inleeft in de acteur.
Tenslotte toont Zonneveld nog een boeiend beeldfragment uit
1987 van een ontmoeting die vertaler Karst Woudstra met Lars Norén had over
zijn stukken en werkwijze. Norén begon als dichter en ging pas later voor het
toneel schrijven. Hij doet dit in een lege flat waarin hij met zijn personages
in contact probeert te komen. Als hij hun complexe persoonlijkheid begrepen
heeft, kan hij hen hun eigen gang laten gaan. Hij vindt het boeiend als hoofd,
hart en lijf verschillende signalen afgeven en ontleent veel stof aan zijn eigen
familie, vooral aan zijn vader. Dezelfde thema’s komen steeds terug, maar
veranderen naarmate hij zelf ouder wordt en zijn beeld van het verleden zich
wijzigt. De zoon verandert dan van slachtoffer tot iemand die zelf de touwtjes
in handen heeft.
Hier de
recensie van Zonneveld over Oom Wanja
van Frans Strijards, hier zijn
site met daarop zijn recensie van Onkel Wanja.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten