Liefde voor een moeder met een sterke waan
De uitzending van VPRO-Boeken met Maarten ’t Hart over zijn
nieuwe boek Magdalena werd op
teletekst aangekondigd met het citaat: ‘de wonderlijke eigenaardigheden en de
onwrikbare rotsvaste zekerheid des geloofs.’ Dit gaat over zijn moeder, die 92
jaar oud werd, streng religieus was opgevoed en daardoor een waan ontwikkelde
waarmee ze het leven van haar gezin niet gemakkelijk maakte. ’t Hart hield
desondanks zeer veel van haar. Hij hield zijn belofte aan haar gestand om pas
na haar dood over haar leven te schrijven en vertelt over zijn relatie met haar
op zijn bekende nuchtere, humoristische wijze.
Zoals vaker vraagt Wim Brands naar de eerste indruk.
’t Hart ziet zichzelf als tweejarige heel gelukkig in het
zand spelen naast zijn moeder aan de Nieuwe Weg in Maassluis.
Daarmee is de weg vrij om het over haar gekte te hebben. Die
bestond eruit dat ze haar man bespioneerde die op de begraafplaats werkte. Ze verdacht
hem ervan dat hij daar een mokkel had. Het ging zelfs zo ver dat ze dacht dat hij
het mokkel met haar fiets in een pas gedolven graf verborg. Dit waanbeeld was
sterk verankerd in haar karakter. Ze schaamde zich er ook voor. Volgens ’t Hart
komen wanen op de Zuid-Hollandse eilanden met hun starre calvinistische geloof
veel voor. Ook haar broers en zussen hadden er last van. Oom Cor ging naar zijn
zoon in Texas om hem te zeggen dat zijn pasgeboren kind niet van hem was. De
moeder van ’t Hart vond dat hij gek was, maar onderkende de waan niet bij
zichzelf.
Brands vindt het opmerkelijk dat ’t Hart dan toch zoveel van
zijn moeder hield.
’t Hart wilde doen wat zij deed, zoals breien en naaien. Hij
deed dat ook, al mocht hij niet op de naaimachine. Hij weet nog steeds niet
precies waarom niet, want zijn zusje mocht dat later wel. ’t Hart spreekt van
een krachtige identificatie met haar, die zo ver ging dat hij ook haar kleren
wilde dragen. Tijdens een travestieten bijeenkomst van de NVSH in Amsterdam
werd hij zich ervan bewust dat andere mannen dat ook hadden. Ze droegen
allemaal de kleren uit de tijd van hun moeder. Daardoor begreep hij zich eigen
gedrag beter.
Brands begint over het feit dat zijn moeder niet
aanhankelijk was.
’t Hart beaamt dat ze nooit knuffelde, maar dat dit de
identificatie juist bevorderde. Hij herinnert zich ook niet dat hij dit van
haar verlangde. Hij accepteerde haar zoals ze was. Zij heeft hem zelfs nooit
gezoend en wilde ook niet praten over de liefde voor haar man. Die was er
natuurlijk, zei ze kortaf, al geloofde ’t Hart dat niet.
Brands zegt dat ’t Hart zelf ook niet de gemakkelijkste was
en zichzelf in het boek niet spaart.
’t Hart geeft toe dat hij een pestkop kon zijn die het
tafelkleed met kopjes erop van de tafel trok en daar veel plezier aan beleefde.
Hij heeft daar verder nooit over nagedacht. Een kind pest, zoals ook dochter
Nick Funke over haar vader Bordewijk heeft geschreven. Dat pesten duurde tot
hij kon lezen. Dat is nog steeds alles voor hem.
Brands moest soms fragmenten teruglezen omdat hij niet kon
geloven wat er stond, bijvoorbeeld over het varkensbeest.
Dat was het koosnaampje van zijn moeder voor ’t Hart, hoewel
ze dieren haatte. Ze noemde hem ook wel vies varken, omdat hij graag in sloten
sprong.
Brands is zeer verbaasd dat ze bij hun thuis de tanden niet
mochten poetsen.
’t Hart zegt onderkoeld dat dit niet ongebruikelijk was. Het
was de bedoeling dat men nog voor het huwelijk een kunstgebit had en daarmee
nooit meer kiespijn. ’t Hart deed hier echter niet aan mee. Met het geld dat
hij bij de slager verdiend had, ging hij met zijn zusje naar de tandarts, die
hevig vloekte toen zijn zusje haar mond met rotte tanden opendeed.
Brands vindt het beklemmend en vraagt of ’t Hart nooit
wanhopig werd, maar dat is niet zo. Het is allemaal even monter opgeschreven. ’t
Hart vertelt dat hij heel graag naar de HBS wilde en daarom moest bedelen. Zijn
moeder wilde liever dat hij na de lagere school bij een baas ging werken.
Brands vraagt wat het moeilijkst voor ’t Hart was om te
beschrijven.
Daar moet ’t Hart over nadenken. Het was in het algemeen wel
moeilijk om zijn liefde voor zijn moeder te verbinden met haar gekte.
Brands zegt dat hij daar uitstekend in geslaagd is. Hij
haalt een passage aan het eind van het boek aan, waarin de moeder regelmatig op
bezoek gaat in het verzorgingstehuis, maar daar geen koffie kan drinken vanwege
de Parkinson in haar handen. Brands vindt het ontroerend dat ze zich erbij
neerlegt dat ze geen rietje krijgt. ’t Hart zegt dat het achteraf stom is dat
ze haar geen rietje meegaven.
Op de vraag wat ’t Hart nog van haar zou willen weten,
antwoordt hij dat hij meer zou willen weten over haar jeugd. Wat er toch
gebeurd is waardoor ze die gekte opliep?
Geen opmerkingen:
Een reactie posten