Vonk slaat niet over in vormloze roman over een romance
Ru de Groen maakte vorig jaar met veel tam tam melding in de
sociale media over de verschijning van zijn debuutroman Anna:
ode aan de kattenstaart, een titel die men niet gauw vergeet. De
bijbehorende omslag van een meisje met een blote schouder vanaf de rug gezien
waarop een deel van haar vlecht te zien is, doet de rest. Ik trapte erin. Ik
wist al meteen dat ik een kat in de zak gekocht had, maar leegde die tot de
bodem.
Anna Stoffel uit Breda, de eigenaresse van de vlecht, kijkt
terug op een romance in het laatste jaar van de middelbare school met klas- en
straatgenoot Willem Havelaar, de over het paard getilde zoon van welgestelde
ouders. Hij is blijven zitten en verschijnt aan het begin van de roman op
maandag 21 augustus 1974 met veel bombarie in het klaslokaal. Hij maakt zoveel stennis
dat hij door de docent meteen de klas uit wordt gestuurd. Als Anna later voor
dezelfde docent hoofdpijnpoeders bij de apotheek moet halen, komt ze Willem in
de stad tegen. Het is het begin van een romance, die echter in de loop van dat examenjaar
uit het hand loopt als Willem haar de bijnaam Pies Kattenstaart geeft, dit
nadat Anna in de gymles uit angst uit het wandrek gepiest heeft.
Uiteindelijk vergeeft Anna Willem. In het voorafje is dat al
duidelijk. ‘Als ik nu, na al die tijd, de
balans opmaak, valt die toch gunstig voor hem uit. Hij deed me indertijd veel
pijn, maar diepte me ook op uit de stilte en leerde me liefhebben. Maar het
belangrijkste was dat hij me aan het lachen kreeg.’
In de roman wordt dit niet duidelijk gemaakt,
vooral dat liefhebben niet. Het is niet goed te begrijpen waarom Anna voor zo’n
patser valt. Natuurlijk, de extraverte zoon van een longarts is een geschikt
leerobject voor een introvert meisje, maar daarmee is het milde oordeel van Anna
nog niet verklaard. Dat wordt evenmin verklaard uit het feit dat Willem veel weg
heeft van Anna’s overleden vader, die eerder het gezin verliet voor een
Amerikaanse vriendin en die ook een nietsnut was. Helemaal niet omdat de
sociëteit die Willem iedere woensdagmiddag in het tuinhuis van zijn ouders houdt,
zo boeiend is. Anna gedraagt zich onnatuurlijk welwillend voor de tweede man in
haar leven die wegloopt voor problemen.
Het lijkt me dat Ru de Groen zich niet goed kon inleven in het gevoelsleven
van dit middelbare schoolmeisje. Dat ze na een tijdje in het tuinhuis zijn lul
vasthoudt klinkt niet erg romantisch. De wraak die ze probeert te nemen als hij
haar voor Pies Kattenstaart heeft uitgescholden, een bijnaam die als een
vuurtje door de school gaat, is halfslachtig. Tenslotte komt de mogelijkheid
van wraak nabij tijdens de eindexamens maar Anna schrikt daar toch voor terug
en heeft daar aan het eind van haar leven, als ze Willem weer ontmoet in het
ziekenhuis waar ze voor longkanker is opgenomen, geen spijt van.
Het verhaal wordt zeurderig verteld. De flaptekst, zowel op
de voor- als achterzijde, van Tom van ’t Hek kan dit niet verhelen. De dialogen
zijn niet sterk, maar dienen eerder als bladvulling. Vaak schijnt de eigen
ervaring van de schrijver door het verhaal heen, bijvoorbeeld als het gaat om
de fascinatie voor de herfst of over dansles. De lezer ziet de schrijver
nadenken over het vervolg van het verhaal. Er zit lijn weinig in. Het zwalkt
van de school naar de moeder van Anna en hun buren. De karakters rammelen in hun karkassen. De
toon is vanaf het begin erg meisjesachtig kinderachtig, bijvoorbeeld als Anna aan
het eind van het jaar tegen de vader van Willem zegt dat ze een jaar lang met zijn
zoon gezoend heeft. Een joodse dame op het kerkhof vertelt over haar verleden
waardoor Anna haar eigen problemen relativeert. De dame zegt haar dat een
eerste liefde bijna niet anders kan dan littekens achterlaten.
Bij de lezer slaat de vonk helaas niet over.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten