Digitale despotie perkt onze vrijheid in
Filosoof Hans Schnitzler schetst in Het digitale proletariaat de nadelen van de digitale revolutie.
Deze leidt, net zoals in de tijd van Marx de steeds grotere concentratie van kapitaal
bij de bezittende klasse tot Verelendung leidde, in onze tijd tot een
proletariaat van informatieverwerkers, grootdatabezitters en megaservers.
Wim Brands vraagt naar de aanleiding van het boek.
Schnitzler had geen concrete aanleiding, maar was eerder al
gefascineerd geraakt door de talkshows van Jerry Springer, waarin mensen zonder
enige schaamte hun hele hebben en houden op tafel gooiden. Het intrigeerde hem
waarom ze zoiets deden. Hij voelde een plaatsvervangende schaamte. Wilde die
begrijpen. In zijn zoektocht naar de achtergrond hiervan stuitte hij op de
technologie en de digitale werkelijkheid.
Brands haalt een detail uit het boek over een Britse welzijnswerkster
die haar zelfmoord op Facebook aankondigde.
Schnitzler zegt dat ze 1048 vrienden had, waarvan sommigen
zelfs vlakbij woonden, maar dat niemand haar verhinderde een eind aan haar
leven te maken. Ze werd daarentegen beschimpt over haar boodschap. Na haar dood
ontstond veel ophef over deze zaak. Hoe was het mogelijk dat iemand met zoveel
vrienden de gelegenheid kreeg om zelfmoord te plegen? Hoe zit het dan met het
concept van Facebook? Schnitzler noemt Facebook de etalage van het postprivacy
verlies waarin sprake is van een intimiteitsoverschot. Het was het lot van de
vrouw dat ze besefte dat intimiteit in deze tijd betekenisloos is.
Brands schakelt over naar twee samenlevingsconcepten,
vertolkt door George Orwell in 1984 en
door Aldous Huxley in Brave new world.
Schnitzler noemt het eerste concept hardvochtig en
dictatoriaal, terwijl het tweede de digitale despotie benadert, die mensen in
bedwang houdt door genot en doelmatigheid. Inefficiëntie is een vloek en het
cultiveren van productiviteit een zegen. Terwijl Orwell bang was dat mensen de
waarheid onthouden zou worden, zag Huxley de waarheid ten onder gaan in
relativisme. De informatie is in onze eigen maatschappij zo enorm, dat die
alleen maar tot onverschilligheid leidt.
Brands brengt de zachte dwang tot medisch onderzoek als een
verontrustend voorbeeld ter sprake.
Schnitzler zegt dat de trend hiertoe in de Verenigde Staten
groter is dan in Nederland, maar dat hier ook zorgverzekeraars zijn die zich op
dit pad begeven. Verzekerden krijgen korting op hun verzekering als ze gegevens
over hun gezondheid aandragen. Dit is mogelijk in een wereld die met algoritmen
te beheersen is. De techniek is aanwezig om medische data aan verzekerden te
onttrekken. Niet alleen in de gezondheidszorg zijn deze data van belang.
Hypotheekverstrekkers en werkgevers zullen volgen. Non-conformisten betalen straks
een hogere premie. De vrijheid om ondoelmatig te leven komt daarmee in het
geding. Dit systeem is uitgesproken totalitair. Het is de technologie die
bepaalt hoe we moeten leven.
Brands schampert over de transparantie waarmee vaak
geschermd wordt.
Schnitzler vindt dit fenomeen begrijpelijk. Het wordt als
een deugd gezien. Er bestaat namelijk vanaf Plato een diepgewortelde argwaan
ten opzichte van het menselijk handelen, dat onomkeerbaar en onvoorspelbaar is.
Men wil onverwachte verrassingen voorkomen. Daarom rent men af op een
tirannieke tendens.
Brands ziet de rampzalige gevolgen voor zich en vraagt zich
af hoe we die kunnen voorkomen.
Volgens Schnitzler dient het gemak de mens. Zoals hij in het
begin al opmerkte zit het probleem deels in de technologie zelf. Het gif moet
een medicijn worden, als we zelfbeschikking krijgen over de technologie. Inmiddels
kunnen we met het programma TrackMeNot servers misleiden.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten