De historische Jezus is een ander dan de bijbelse
Chris Kijne heeft godsdiensthistoricus, filosoof en
schrijver Reza Aslan op bezoek omdat zijn boek De zeloot – Het leven van Jezus van Nazareth en de geboorte van een
religie - een bestseller in de Verenigde Staten - inmiddels in het
Nederlands is vertaald.
Aslan was negen jaar toen hij met zijn gezin uit Iran naar
de Verenigde Staten vluchtte. Hij was een belijdend moslim maar wilde daar niet
voor uitkomen in een tijd dat de islam vanwege de gijzeling van Amerikanen in
Teheran in opspraak gekomen was. Tijdens een evangelisch jeugdkamp op zijn
vijftiende raakte hij gefascineerd door het verhaal van Jezus, dat hij helemaal
niet kende. Hij bekeerde zich en begon de nogal conservatieve leer te
verkondigen.
Op Harvard leerde hij dat er een verschil bestaat tussen de
bijbelse en de historische Jezus. Aslan was meer geïnteresseerd in de tweede,
omdat de mens toegankelijker is dan de God, die immers een veilig vangnet biedt
voor alle problemen. De uitspraak van Mattheus (10:34) dat Jezus niet gekomen
is om vrede te brengen maar het zwaard, duidt erop dat we met een complexe persoon
te maken hebben. Dat wilde Aslan in zijn boek benadrukken.
De historische Jezus is een jood die het judaïsme preekte
aan andere joden. Als hij sprak over de messias bedoelde hij niet God, maar de
opvolger van koning David. Dat was een revolutionaire uitspraak in een tijd
waarin godsdienst en politiek niet gescheiden waren en de Romeinen de macht
hadden in Palestina.
Aslan wilde Jezus in de joodse context van zijn tijd plaatsen.
Er waren veel andere predikers die populairder waren dan Jezus maar de laatste
overleefde de anderen door zijn biografie als arme ongeletterde boer met veel
charisma die een beweging begon die gevaarlijk was voor de bestaande Romeinse
orde en op de tweede plaats omdat hij een sociale leer verkondigde die haaks
stond op de toenmalige waarin de rijken, waaronder ook de joodse priesters, als
eersten het koninkrijk zouden binnen gaan.
Kijne wil graag weten hoe de christenen deze man tot God
konden bombarderen.
Aslan zegt dat de evangeliën mythologieën zijn, achteraf geschreven
door joden in het Grieks voor een Romeins publiek. Pas in het evangelie van
Johannes wordt Jezus, anders dan bij de drie eerdere evangelisten, voor het
eerst zoon van God genoemd. Dat is na de verwoesting van de tempel in
Jerusalem. Om de Romeinen voor zijn denkbeelden te winnen moest Jezus minder
joods en minder revolutionair gemaakt worden en mochten de Romeinen niet
verantwoordelijk gesteld worden voor zijn dood. Daarom waste de in wezen wrede Pilatus
zijn handen in onschuld. Ook de keuze van het volk tussen Jezus of Barabas is
fictie. De ontjoodsing van Jezus diende ervoor dat de joden verantwoordelijk
gesteld konden worden voor diens dood.
Natuurlijk kwam er kritiek uit christelijke hoek op zijn
visie waarin de goddelijkheid van Jezus werd afgenomen, maar Aslan vindt de
mens Jezus veel meer bijzonder. Ook de opstanding is niet per definitie een
ahistorisch feit aangezien de volgelingen van Jezus hem na diens dood nog
hebben gezien. Dit maakte van een kleine beweging een van de grootste religies.
Aslan geeft toe dat we weinig weten van de historische Jezus,
behalve dat de joodse historicus Flavius Josephus over Johannes vertelt en hem
de broer noemt van Jezus die hij niet nader aanduidt, waarmee gezegd waardoor
dat Jezus een bekend figuur was.
Volgens de Duitse theoloog Rudolf Bultmann kijkt men in een
spiegel als men de persoon Jezus bestudeert en ziet men vooral zichzelf, maar
Aslan meent dat zijn twintigjarige onderzoek Jesus het meest dichtbij brengt
als hij was. Ook zonder christen te zijn kan men zijn voorbeeld volgen. Zeer
ideeën over het aanpakken van de machtigen zijn nog geheel niet verouderd.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten