Een koffer vol familiepapieren blijkt een bron voor bijzondere verhalen
Horizon City is
alweer het negende boek van de Twent Jaap Scholten die tegenwoordig met zijn
gezin in Budapest woont. Dit keer geen roman, maar een portret van zijn Twentse
voorouders in relatie tot de maatschappelijke en industriële ontwikkeling in
Nederland. Zelf noemt Scholten het Een
onvolledig en historisch niet noodzakelijkerwijs altijd correct portret van een
familie van opgejaagde menisten, grootindustrielen, kleinwildjagers,
landhuizenbouwers, collectioneurs, dromers, polygame avonturiers en dappere
vrouwen.
Hij kwam op het idee om over deze voorouders te schrijven nadat
hij in 2012 in het bezit kwam van een koffer vol familiearchivalia, waarin de
opkomst en de ondergang van deze Twentse grootindustriëlen zat opgeborgen. Daaruit
stelde hij een collage samen van beeldmateriaal dat hij op het diascherm laat
zien, waaronder foto’s, aktes en oude paspoorten. Het is allemaal zo veel dat
Scholten af en toe zelf de draad kwijt raakt.
Het verhaal begint bij een brand in 1862, die het toenmalige
dorp Enschede in de vlammen legde. Die bood tegelijkertijd kansen voor een
wederopbouw met textielindustrie en spoorlijnen. Hierdoor groeide Enschede uit
tot een stad. Bij de brand gingen alle familiebezittingen verloren. Alleen een
klok veilig werd gesteld onder een mestvaalt en staat nu bij zijn broer, zegt
Scholten.
Het huwelijk van zijn ouders hield door hun verschillende
culturele afkomst geen stand. Zijn vader was een afgezant van de textielbaronnen
uit Enschede, zijn moeder de dochter van machinebouwer Stork uit Hengelo. De sfeer
tussen die twee steden verschilde hemelsbreed door de herkomst van de industrie:
eigen kapitaal in Enschede versus vreemd kapitaal in Hengelo, laag opgeleide
werknemers in Enschede versus hoogopgeleide in Hengelo. De textielindustrie was
gegrondvest op de agrarische sector. Eerder liep er in het dorp veel vee rond
dat, vaak op een slee omdat het zo zwak was, naar de schrale weiden in de omgeving
werd gebracht. Vandaar dat men weefgetouwen aanschafte om bij te verdienen.
Scholten toont een foto van zijn bet over over grootmoeder,
die met 34 jaar weduwe was en met zeven kinderen achterbleef. In de koffer
zaten zo’n zeventig brieven die zij op een mannelijke toon, zoals Scholten dat
noemt, schreef aan haar kinderen. Zij had een doopsgezinde achtergrond en stamde
af van de liberale kant van de Mennonieten, die zich onder andere in Twente
vestigde terwijl de conservatieve stroming vanwege de vervolgingen naar
Noord-Amerika vertrok. Doopsgezinden waren vrijdenkers met een strenge
discipline, waardoor ze geen schuldbekentenissen hoefden te tekenen. Hun
onberispelijke levenswandel stond garant voor eerlijkheid. Om dichter bij het paradijs
te zijn, liepen ze naakt. Ze leenden geen geld en trouwden binnen de eigen
groepering, binnentrouw genoemd. Scholten herkent deze sfeer. Zij eerste, deels
autobiografische, roman Tachtig werd twee
jaar lang in de ban gedaan.
Zijn bet overgrootvader Jan Willem Kayser brak met die
binnentrouw. Hij liep in 1848 weg uit Enschede en meerde aan op een schip in
Rotterdam. Nadat hij ontdekt werd in Shanghai, kreeg hij toestemming om de
zeevaartschool te bezoeken, waarna hij als kapitein op Indië voer. Hij
verdiende bij door zelf ook lading te vervoeren. Nadat zijn vrouw en dochter op
Java aan malaria waren overleden, trouwde hij met een vrouw die Malle Pietje
wordt genoemd. Op hun huwelijksreis leden ze schipbreuk en belandden op een
onbewoond eiland, alwaar zijn overgrootmoeder Rebecca verwekt is.
Zij zijn er nog veel meer verhalen en bijzondere familieportretten,
met als belangrijkste dat van zin oom Chuck die in 1913 de eerste Harley
Davidson importeerde, samenwerkte met antonie Fokker, een vliegwinkel had op
Fifth Avenue, vijf maal trouwde, twee keer multimiljonair was maar berooid
stierf. Verschillende keren wil Scholten over zijn tante Anna beginnen, maar Boer
Stork, zoals een buitenbeentje van de familie genoemd wordt en uit de familie gezet
werd omdat hij een Duits kindermeisje van zijn kleinkinderen trouwde, is haar
voor. Deze Boer bereidde door zijn onverzettelijkheid de weg voor zijn kinderen
in het verzet tegen de Nazi’s. Diens dochter Anne stond een intelligente vorm
van verzet voor en gaf het gedicht De achttien doden van Jan Campert aan Geert
Lubberhuizen van De Bezige Bij, de illegale
uitgeverij, van wie zij ook de naam verzon. Scholten dineerde met het inmiddels
93- jarige familielid Ankie in Den Haag, die hem vertelde over haar verzetsdaden
die ze samen met Anne uitvoerde. Ze brachten joodse kinderen die in Amsterdam
opgepakt gingen worden met de trein naar het dorp Lemelen. Tenslotte komt toch
Anna Scholten nog om de hoek kijken. Zij gaf een dadaïstisch tijdschrift uit,
werd verliefd op een KNO-arts en verbannen naar een sanatorium in Davos, maar
niet gebroken.
Volgens Fleur Kief is Horizon
City niet een anekdotisch boek alleen. Ze schrijft op de site van Athenaeum
Boekhandel dat Scholten ook op zoek was naar de verhouding die hij met zijn
familie had. Zijn worsteling was terug te voeren is op tegenstrijdige kenmerken
van de doopsgezinden, zoals onafhankelijkheid en gemeenschapszin en het
schrijven van Horizon City hielp hem die tegenstrijdigheid te begrijpen. Het is
wel te hopen dat het boek een stamboom bevat want mij duizelde het af en toe
met al die generaties.
Hier de
recensie van Fleur Kief over Horizon City.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten