Schrijver neemt kijkje in de uithoeken van de geest
Wim Brands leest de beknopte beschrijving van de roman Meriswin op de achterflap voor. Volgens hem
vertelt die in een notendop wat de roman behelst. Het gaat over de werkelijkheid
en het delirium die in elkaar overlopen en over het geheugen dat door het overvloedige
drankgebruik niet verloren hoeft te gaan.
Brands wil het niet over drankmisbruik hebben. Dat is afgezaagd.
Maar wel over het delirium dat daarvan een gevolg was en waardoor Bouazza enkele
malen in het ziekenhuis belandde, de laatste keer een week, waarin hij op het
onderwerp van zijn roman kwam.
Een beeld van een vrouw in een bos, Merijne, was het
beginpunt van een liefdesverhaal dat bestaat uit herinneringen, hallucinaties
en fantasieën afkomstig uit de roes van de alcohol. Hij wilde die drie
beeldende elementen onderzoeken en niet alleen de narigheid beschrijven die met
zijn leverziekte te maken had, want dat is zo cliché. Hij wilde ook niet
moraliseren, maar het wijnlied van de roes schrijven zoals hij zelf zegt, een
ode aan de verbeelding. In Meriswin
lopen de drie verschillende bronnen in elkaar over.
Op de vraag van Brands of hij ooit bang was voor de dood,
antwoordt Bouazza ontkennend.
Het was de jeugdige overmoed die hem in leven hield, al was
hij de drankzucht niet altijd meester. Hij heeft er in ieder geval geen spijt
van dat hij deze bijzondere ervaringen heeft gehad. Die hebben zijn geest
rijker gemaakt en waren goed voor zijn creativiteit.
Brands looft de eerste pagina in het boek omdat er een
beheersing van de taal uit spreekt maar komt weer terug op het delirium dat
Bouazza meemaakte, de eerste keer drie weken, de tweede keer één week. Zijn
toenmalige vriendin maakte aantekeningen naast zijn ziekenhuisbed, waaruit
bleek dat de toestand waarin hij zich bevond heel anders was dan die hijzelf
beleefde. Hij was echt in een andere wereld.
Brands herhaalt de uitspraak op de achterflap, waarin
gesteld wordt dat het geheugen in de alcoholische ellende niet verloren hoeft
te gaan en complimenteert de schrijver voor zijn gave om zijn ervaringen zo wonderschoon
te kunnen verwoorden, maar vraagt zich af hoe Bouazza dat zo op papier kreeg.
Bouazza antwoordt dat hallucinaties op zich saai zijn om te
beschrijven maar dat hij een structuur zocht en vond om zijn ervaringen in te
vangen. Hij hoopt de sensaties die hij zelf beleefde, waarvan hij niet wist dat
het sensaties waren, over te kunnen brengen.
Op de vraag van Brands hoe lang hij gesleuteld heeft aan de lyrische
zinnen, zegt Bouazza dat het eerst ging om de structuur en dat de zinnen daarna
redelijk vanzelf kwamen, al heeft hij in het redactionele stadium nog het
nodige gesleuteld.
Brands lijkt zeer onder de indruk van de prestatie van Bouazza
en vraagt, niet met een moralistische bedoeling, of men absint nodig heeft om
zo’n boek te kunnen schrijven .
Bouazza weet niet of absint voor het schrijven nodig was,
maar wel om zijn geest te verruimen. Hij is in de uithoeken van de geest geweest
en wil daar graag weer naar terug. Zijn lievelingsschrijver is Nabokov vanwege
diens verlustiging aan de zintuiglijke wereld. Hij wekt een kroonluchterseffect
op door de verwonderde blik waarmee hij de werkelijkheid waarneemt en ontdekt
de wereld steeds opnieuw. Dat is volgens Bouazza een van de essenties van de
literatuur. Hij is in ieder geval niet bang dat de verwondering bij hem zelf om
zeep geholpen wordt en spreekt zijn waardering uit voor de Nederlandse
gezondheidszorg.
Het tegenovergestelde van roem snelde Hafid Bouazza vooruit
door zijn optredens in nieuwsshows. Zijn boek werd onder andere door Ann De
Craemer in de Haagse Post gekraakt. Wellicht dat Wim Brands het daarom voor hem
opneemt.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten