Twee indringende getuigenissen van overlevenden van de
concentratiekampen
Godfried van Run legt in Het
laatste hoofdstuk twee indringende getuigenissen vast van mannen die Nazi-kampen
overleefd hebben. Deze komen uit de mond van Wim Alozery (Amsterdam, 1923) en
Albert van Dijk (Kampen, 1924, zie foto). Hun ervaringen lijken op elkaar. Ze werden beiden
opgeroepen voor de Arbeidseinsatz, vluchtten in Duitsland, werden opgepakt en
naar een concentratiekamp gestuurd: Alozery naar Neuengamme in voormalig
Oost-Duitsland, Van Dijk naar Dora-Mittelbau in de Harz. Alozery praatte lang
niet over het kamp, Van Dijk schreef zijn ervaringen in een dagboek, opdat die
niet vergeten zou worden en leest hier ook uit voor. Beiden zijn weduwnaar.
Jaarlijks gaan ze terug naar de herdenking voor de gevallenen in de kampen
waarin ze zaten. Ze herinneren zich beiden de vreselijke stank in de barakken
en in de treinen waarin ze vervoerd werden. Het doet hen goed om in Duitsland met
lotgenoten te praten. Door heen en weer te schakelen van de een naar de ander
wordt hun misere en de verschrikking van de oorlog versterkt.
Wim Alozery dekt de tafel voor zichzelf. Sinds de dood van
zijn vrouw woont hij alleen. Van Run volgt hem als hij met een kleinzoon in
Neuengamme is. De houten barakken zijn afgebroken, de ziel van het kamp is
verdwenen. Vernietigen door arbeid was de slogan van het kamp. Men werkte aan
een diepe tankwal, waarbij men met de voeten in het water stond. Alozery hield
zich zoveel mogelijk buiten schot zoals hij ook bij zijn stiefvader deed. Hij
vertelt dat hij eens kapotte scheppen ging verzamelen om aan het koude water te
ontkomen en toont zijn kleinzoon de britsen met strozakken waarop men sliep,
twee of drie gevangenen naast elkaar.
Albert van Dijk was de oudste zoon in een gereformeerd gezin.
Hij vertelt dat hij onverwachts uit het kamp thuis kwam en dat de reactie lauw
was. Later kwam er een ouderling aan de deur die hem zei de volgende keer beter
op te letten zodat hij niet meer in de gevangenis (!) zou komen. Hij denkt
altijd aan het kamp, ziet een jonge gevangene die opgehangen werd terwijl hij dat
zelf helemaal niet bewust was en driemaal Bitte
riep voor hij geknakt werd. Omstanders die hem met compassie wegdroegen
hoopten nog dat hij nog leefde. In Dora werkte men in een steengroeve die
geschikt werd gemaakt voor het lanceren van raketten. Van Dijk kreeg een
administratieve taak, om het eufemistisch te zeggen. Hij diende de doden die
niet op appel verschenen te zoeken. Ze lagen vaak dood of ziek in de
slaapstallen. Als ze nog niet dood waren noteerde hij hun nummer op hun
voorhoofd om hen te herkenen voor het geval ze de volgende ochtend van hun
kleren beroofd waren. Hij diende ook de gouden tanden uit de verkrampte monden te
verwijderen. Daartoe kreeg hij een tangetje.
Beide kampen werden aan het eind van de oorlog ontruimd. Dat
betekende nog geen einde van de ellende voor de twee mannen.
Alozery ging in een droomtoestand met de trein naar Lübeck.
Hij kan zich daar tenminste weinig van herinneren. In Lübeck werden ze
ingescheept. Na het vertrek uit de haven werden ze gebombardeerd door Engelsen
die dachten dat ze met Duitse soldaten te maken hadden. Er ontstond paniek aan
boord, waarbij gevochten werd. Alozery zag het van een afstandje vanaf het
achterdek, waar hij al eerder naar toe gevlucht was. Hij ontdekte een touw naar
beneden en vond in het water een lege reddingsvlet. Daarmee pikte hij een
aantal anderen op voor hij, zonder kou te voelen, naar de oever peddelde. Daar stond
hij totaal ontredderd en kreeg een deken. Commentator Hans Goedkoop zegt dat
bij het bombardement in Lübeck op 3 mei 1945 vlak voor de bevrijding zevenduizend
gevangenen om het leven kwamen.
Van Dijk vertelt over de dodenmarsen in versleten kleding en
te midden van een vijandige bevolking naar een trein met bedorven lucht, waarin
ze een vervelende kapo doodsloegen. Na zijn vrijlating in de buurt van de Elbe
verschool hij zich onder een brug en zag hoe anderen door de Hitlerjugend en de
plaatselijke bevolking werden gedood. Hij liep mee met een groep die terug werd
gebracht naar de trein. Later vonden velen van hen de dood in een schuur, die
in brand werd gestoken. Daarna ging Van Dijk over de Elbe richting Berlijn. Hij
heeft de oorlog overleefd, zegt hij, door te doen wat God verboden heeft. Anders
had hij niet meer geleefd.
Alozery heeft steun gevonden door de boodschap van God te
verspreiden. Met de bijbel gaat hij langs de deur.
Van Dijk heeft moeite de herinneringen kwijt te raken. Als
het in zijn hoofd maalt, pakt hij de scooter en maakt een tocht tot laat in de
avond. Omdat hij niet kan huilen, kan hij zijn verdriet niet kwijt.
Hier
meer details op de site van de NTR. Achteraf vond ik zeer bewonderenswaardig
dat deze mannen nog zo helder over hun kampperiode kunnen vertellen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten