Het monsterlijke karakter van Alzheimer aan de kaak gesteld
Brands noemt Alzheimer de meest gevreesde ziekte van deze
tijd. Een kwart miljoen Nederlanders lijdt eraan. Brands neemt om te beginnen met
de welbespraakte wetenschapsjournalist Koos Neuvel eerdere ziektes door die in
eerdere perioden als dé ziekte van hun tijd golden. In de negentiende eeuw was
dat tuberculose en vanaf de Tweede Wereldoorlog tot de jaren tachtig kanker.
Neuvel vertelt dat de Duitse psychiater en neuroloog Alois
Alzheimer de ziekte rond 1900 in een kliniek ontdekte bij Auguste Deter, een
vrouw van vijftig jaar die merkwaardig gedrag vertoonde. Ze schold en ze
hallucineerde. Na haar dood in 1906 onderzoekt hij haar hersenen en ontdekte daarin
degeneratieve afwijkingen die pas in 1910 onder de aandacht kwamen door de
geschriften van Kraepelin. Neuvel vertelt dat het om een vorm van geestelijke
achteruitgang gaat op alle mogelijke gebieden, die afgescheiden moet worden van
de ouderdomsdementie.
Brands brengt Sigmund Freud in die, naast de weinig hoge
leeftijd die de mensen toen nog bereikten, de verdere inzichten over de ziekte Alzheimer
tegenhield. In diens optiek ging het om de problemen van de persoon met zijn
omgeving en niet zozeer om het onderkennen van ziektebeelden. Ook Frederik van
Eeden, de grondlegger van de psychotherapie, was die mening toegedaan. De
hersenen verpieterden omdat de mensen verpieterden door hun eenzaamheid. Ook de
plaques, de kluwen in de hersenen, werden gezien als het gevolg van de
levenswijze en het gedrag van mensen.
De interesse van Neuvel voor Alzheimer begon met zijn eigen
moeder die de ziekte kreeg.
Er waren al veel boeken waarin de ziekte beschreven werd (zoals
dat van Voskuil over De moeder van
Nicolien, rs). Neuvel wilde meer
de diepte in en het monsterlijke karakter dat aan de ziekte werd toegedicht aan
de kaak stellen. Bij zijn moeder verliep de ziekte helemaal niet zo dramatisch
als gedacht. Ze maakte een tevreden indruk. Voor zijn vader, die zorg verleende
was het zwaarder, omdat zijn moeder deze zorg niet accepteerde.
Brands memoreert dat hersenonderzoeker Dick Swaan Alzheimer
niet als ziekte zag maar als een veroudering en daarmee een afwijkend standpunt
innam in de discussie erover.
In de jaren zeventig kwam er een omslag in het denken over
de ziekte, zegt Neuvel, naar aanleiding van een uitzending erover van Koos Postema.
Daarvoor was Alzheimer nog veelal onbekend. Na afloop van de uitzending kon men
bij de stichting Correlatie nazorg krijgen. Deze dienst werd veel gebeld. Velen,
die een huisgenoot met Alzheimer hadden, voelden zich eindelijk erkend.
Brands vraagt naar de mogelijkheid van genezing.
Volgens Neuvel wordt er druk naar medicatie gespeurd, maar
zijn alle pogingen tot nu toe op een mislukking uitgelopen. Onder neurologen
heerst scepsis over medicijnen omdat de schade die langzamerhand door ouderdom
wordt veroorzaakt, moeilijk te repareren is.
Brands stelt vast dat er dan een andere houding ten opzichte
van Alzheimer nodig is.
Neuvel zegt dat er vanaf de tweede helft van de jaren tachtig
vooruitgang op dit gebied geboekt is. De zorg is verbeterd en patiënten worden
aangesproken op vermogens die nog wel aanwezig zijn, waardoor men nog steeds
iets nieuws kan leren.
Brands sluit af met de vaststelling dat Alzheimer niet
noodlottig is.
Volgens Neuvel hoeven we inderdaad niet te wanhopen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten