Zeg mij hoe u over vrijheid denkt en ik zeg u wie u bent
Liesbeth Noordegraaf-Eelens, zoals ze voluit heet
(Antwerpen, 1973) schreef in samenwerking met Martijn van der Steen en Paul
Frissen en in opdracht van het Nationaal Comité 4 en 5 mei een essay over
vrijheid. Onlangs sprak Lex Bohlmeijer haar namens De Correspondent over haar essay. Zijn opmerkingen neem ik in mijn
bespreking meteen mee.
Noordegraaf vergelijkt vrijheid en onvrijheid met gezondheid
en ziekte. Een gezond mens weet niet goed wat het is om ziek te zijn en zal
zich niet zo hard inspannen om aan zijn gezondheid te werken. Die neemt zijn
eigen gezondheid voor lief. Dat geldt ook voor de vrijheid. Een Nederlander haalt
al gauw zijn schouders erover op. Zo’n houding kan tot overmoed leiden. Een
gezond mens kan andersom ook doodsbang worden om ziek te worden. In een vrij land
kan deze houding tot een verlammende angst leiden om de vrijheid kwijt te raken.
Bohlmeijer vat het verschil in houding samen tussen argeloos en overbezorgd.
‘Leven in en met vrijheid
vraagt om het schipperen tussen een bewustzijn van onvrijheid en de angst de
vrijheid te verliezen,’ schrijft ze dan ook. Deze uitspraak levert tegelijk
de nodige vragen op betreffende de (on)vrijheid in de toekomst en de (on)vrijheid
elders in de wereld. Wat het eerste betreft is onze vrijheid niet in gevaar en
dat is problematisch zoals hier voor al gesteld werd, wat het tweede betreft
opent onze vrijheid de ogen voor plaatsen in de wereld die deze vrijheid niet
kennen. In ieder geval blijkt eruit dat vrijheid een relationeel begrip is en
altijd over de verhouding tussen individu en gemeenschap gaat.
Noordegraaf onderzocht de lezingen op 5 mei op deze relatie
en noemt bijvoorbeeld de lezing van Carl Niehuis uit 2008 waarin hij 5 mei
koppelt aan 4 mei. Hiervandaan is het een kleine stap naar de filosoof Isaiah
Berlin die negatieve vrijheid van positieve onderscheidde. In het eerste geval
is men vrij van handelen, in het tweede geval vrij tot handelen. Bohlmeijer
noemt het verschil tussen beide opvattingen een identiteitskwestie. Noordegraaf
beaamt dit. Erachter schuilen heel verschillende veronderstellingen over mens
en maatschappij. Tijdens discussieavonden over haar essay bleek dit duidelijk.
Ze onderscheidt vier varianten over het vrijheidsbegrip,
waarbij vanuit het individu dan wel de institutie gekeken worden en dan ook nog
vanuit een eenduidigheid of meervoudigheid.
Als vrijheid in
alle tijden en op alle plaatsen geacht wordt hetzelfde te zijn, dan is er
sprake van eenduidigheid.
Als vrijheid in alle tijden en op alle plaatsen
juist een eigen
invulling krijgt, dan is er sprake van meervoudigheid.
Op elk niveau noemt ze twee vertegenwoordigers. In het
gesprek met Bohlmeijer zegt dat het hierbij om ideaaltypen gaat, waarvoor in
alle vier gevallen wel wat te zeggen is.
Op het individuele niveau komt eerst Hanna Arendt aan bod.
Zij stelde dat alle individuen gelijk zijn in hun verschil. Opvattingen over
vrijheid manifesteren zich in het publieke debat, dat nooit af is maar steeds opnieuw
gevoerd moet worden. Kant kwam met zijn universeel geldende categorische
imperatief dat men een ander niet moet aandoen wat men zelf niet wil worden
aangedaan. Het universele karakter die hij aan zijn uitspraak meegaf werd
teveel een keurslijf.
Van de kant van de institutie is er het liberalisme dat de
vrije markt voorstaat waarin ieder zijn verlangens kan nastreven. Dit idee dat
Adam Smith in zijn Wealth of the nations
verkondigde, werd aangevuld met The
theory of moral sentiments , waarin Smith deugdzaamheid bepleitte. Claude
Lefort tenslotte spreekt over de lege plek van de macht in de democratische
rechtsstaat. Vanwege de grondwet, scheiding der machten en een parlement waarin
men strijd om de macht plaatsvindt en men aftreedt als men niet voldoende steun
krijgt, is de vrijheid redelijk verzekerd.
In alle vier ideaaltypische gevallen blijven er vragen over de
manier waarop de vrijheid gehandhaafd wordt. Bij Arendt kan de onzekerheid
omslaan in een behoefte aan duidelijkheid, Kant is wel erg star in zijn
opvatting over de moraal, die in onze maatschappij ver te zoeken is, Smith zou
geschrokken zijn van de grote graaiers en politici hangen graag aan het pluche.
De kernvraag luidt volgens Noordegraaf: hoe over vrijheid te
spreken als we de vanzelfsprekendheid ter discussie willen stellen, zonder dat
de angst voor onvrijheid overheersend wordt.
Het antwoord zit in wederkerigheid en variëteit, nodig om de
vrijheid te handhaven. Pas als we bereid zijn de ander ruimte te geven en die
ook te krijgen is er sprake van vrijheid. Zowel zwijgzaamheid over vrijheid als
overmatige aandacht doen de vrijheid geen goed. Omdat vrijheid een gevarieerd
begrip is, is het ook een bron van conflict:
Vrijheid is geen
eenduidig object, waarvan de status en eigenschappen in een debat
uitgediscussieerd
kunnen worden. Vrijheid is ambigu, veelvormig en
object van
verschillende interpretaties. De tegenstellingen verdwijnen niet
in het gesprek,
maar worden daarin juist meer zichtbaar, scherper en meer
– die als
clusters van verschillende vrijheidsbegrippen kunnen worden
gezien –
verhouden zich op een ambigue wijze tot elkaar. Aan de ene kant
zijn zij
complementair, ze vullen elkaar op elementen aan. Door vanuit
deze
verschillende waardegeladen referentiekaders vragen te stellen over
de vrijheid,
laat de vrijheid zich vanuit meerdere perspectieven zien.
Dat klinkt
aangenaam: ‘vanuit meer kanten kijken, om een rijker beeld
van vrijheid te
construeren’. Maar dat beeld blijkt vervolgens niet zonder
praktische
gevolgen. Het stellen van deze vragen maakt duidelijk dat vrij
heid een
gevarieerd begrip is. Dat is een bron van conflict tussen vrijheden.
Dat stelt eisen aan de discussie erover zoals ruimte voor
onbegrip en kwetsbaarheid. Dat vormt een waarborg tegen activisme en
absolutering. In het gesprek met Bohlmeijer erkent Noordegraaf dat ze zelf niet
weet of ze voorrang geeft aan de vrijheid in het gesprek of aan de
wederzijdsheid. Als filosoof kiest ze voor het eerste, als pragmaticus voor het
laatste.
Helaas blijft de vrijheidsopvatting van Noordegraaf erg formeel.
In de wereld van vandaag zijn vele gevaren die de vrijheid bedreigen zoals
onlangs het schandaal van de NSA en de grote macht van multinationals, die de sociale
ongelijkheid in stand houden en zelfs vergroten. Onze stem dreigt vermalen te
worden in het geweld van de machtigen. Haar keuze voor de politieke theorie van
het liberalisme is daarom nogal eenzijdig. Dit gezegd hebbende verduidelijkt het
essay wel het complexe vrijheidsbegrip en verdiept het ons denken, juist op een
dag als vandaag, waarin we ruimte geven en nog steeds krijgen om onze eigen
ideeën te ventileren.
Leven in niet
vanzelfsprekende vrijheid is uitgegeven door de NSOB, de Nederlandse School
Openbaar Bestuur
Geen opmerkingen:
Een reactie posten