Het dagelijks leed in een vinexwijk
Naima El Bezaz beet de afgelopen tijd druk van zich af op
Facebook. Ze weigerde zich te laten interviewen in geijkte televisieprogramma’s
als P&W en DWDD over haar nieuwe roman In
dienst bij de duivel, waarin ze haar ervaringen als redacteur bij een
vrouwenblad verwerkt. Daar heeft ze ook reden toe, aldus het onderstaande
stukje op Wikipedia:
‘In 2007 besloot zij een tijdlang de publiciteit te mijden
vanwege bedreigingen aan haar gericht naar aanleiding van de
maatschappijkritiek en expliciete seksualiteit in haar boek De verstotene
(2006). Ze raakte vervolgens depressief en het werd enige tijd stil rond haar.
In 2008 kwam zij terug met een vierde boek getiteld Het gelukssyndroom waarin ze een depressie bij een jonge
Marokkaanse vrouw beschrijft. Ze sprak over haar ziekte in het
televisieprogramma Een Vandaag op 7
augustus 2008. In juni 2011 werd ze opgenomen in het ZMC (Zaans Medisch
Centrum, rs). Ze meldde aan de pers dat ze haar nek had gebroken.’
In 1995 debuteerde El Bezaz met de
roman De weg naar het noorden. In 2002 bracht ze de verhalenbundel Minnares van de duivel uit. Die eerdere
romans noemt ze in Vinexvrouwen. Ze
heeft het idee dat ze erdoor wordt achtervolgd. Ze denkt dat ze gezien wordt
als een rebelse, seksbeluste moslima. Ze krijgt een oudere man aan de deur die
vraagt of ze niet over zijn penis kan schrijven die beschadigd werd door het
toenmalige spiraaltje, dat nogal puntig was en geen pretje voor een man met een
lange penis. Eerder in het boek is ze voor een lezing in Egypte. De douanier
bekijkt haar paspoort met verbazing en laat het zien aan een collega. Samen
moeten ze erom lachen. El Bezaz vraagt zich af waarom er zoveel ophef over
gemaakt wordt. Later hoort ze dat haar achternaam in het Egytisch De tiet betekent.
De ik figuur in het boek verhuist
met haar man en kinderen vanuit het druk stadscentrum van Alphen aan de Rijn naar
een lichte en ruime woning in een vinexwijk, die zij als volgt omschrijft:
‘Een vinexwijk heeft wel wat weg
van een gevangenis waarbij de tuin bedoeld is om ons even te laten luchten. Het
grootste nadeel is dat, zodra het een beetje lekker weer is, iedereen in zijn
tuin gaat zitten en op luide toon zijn privéleven bespreekt.’
De ik figuur woont daar inmiddels tien
jaar en verveelt zich, net als alle andere vrouwen, te pletter, maar in plaats
van zich te verdoven met drank, pillen, sigaretten en overspel observeert ze
het gedrag van haar seksegenoten en schrijft daarover. Ze haalt ook haar depressie
erbij. Ze neemt haar taak als moeder niet al te serieus. Als haar dochters het
avondeten niet eten dan gooit ze het net zo gemakkelijk weg. Met het koken
heeft ze haar plicht gedaan.
Ze komt over als een hysterica. Ze
heeft voortdurend ruzie met haar moeder. Ze noemt zichzelf in de eerste zin van
het boek een Marokkaan in plaats van een Marokkaanse.
Haar kinderen gaan naar en
christelijke school. Met cynisme uit ze zich over de inburgering van
buitenlanders. Nederlanders zijn zelf een onbeschoft volk.
Haar oma zaliger is ook niet erg te
spreken over de wijk vol slettenbakken. Ze spreekt haar kleindochter vanuit
haar graf toe. “Jij hebt alles, maar je grijpt je kansen niet. Je leeft niet.
Je ligt hier begraven. In die sleur, in die betonnen bedrijfspanden, samen met
de buren die veel te hard praten en in de zomer hun tieten te voorschijn halen,
onbegrijpelijk. Ik snap niet dat je man nog niet verleid is door zo’n slettenbak.”
Vinexvrouwen heeft een hoog Kluun
gehalte, lijkt me al heb ik nog nooit iets van de beste man gelezen. De taal is
eenvoudig en de columnachtige stukken lezen soepel weg. El Bezaz doet niet haar
best om haar belevenissen mooi op te schrijven. Het komt spontaan over. Het is
alsof je haar hoort praten. ‘Ach, ik lul maar wat,’ schrijft ze als ze op een
avond met haar man discussieert over het leven in de wijk. Al met al een
heerlijk boekje voor een schrijver die graag meer wil weten over een Vinexwijk
omdat zijn vrouwelijke hoofdpersoon zich daarin rond haar 35-ste vestigt.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten