Welcome, reader! According to Antony Hegarty in this second decade of the new century our future is determined. What will it be? Stays all the same and do we sink away in the mud or is something new coming up? In this blog I try to follow new cultural developments.

Welkom, lezer! Volgens Antony Hegarty leven we in bijzondere tijden. In dit tweede decennium van de eenentwintigste eeuw worden de lijnen uitgezet naar de toekomst. Wat wordt het? Blijft alles zoals het is en zakken we langzaam weg in het moeras van zelfgenoegzaamheid of gloort er ergens iets nieuws aan de horizon? In dit blog volg ik de ontwikkelingen op de voet. Als u op de hoogte wilt blijven, kunt u zich ook aanmelden als volger. Schrijven is een avontuur en bloggen is dat zeker. Met vriendelijke groet, Rein Swart.

Laat ik zeggen dat literaire kritiek voor mij geen kritiek is, zolang zij geen kritiek is op het leven zelf. Rudy Cornets de Groot.

Do not go gentle into that good night, Old age should burn and rage at close of day; Rage, rage against the dying of the light. Dylan Thomas.

Het is juist de roman die laat zien dat het leven geen roman is. Bas Heijne.

In het begin was het Woord, het Woord was bij God en het Woord was God. Johannes.



donderdag 7 november 2013

Recensie: Het geluid van vallende sneeuw (2006), Jannie Regnerus



Jonge Hollandse kunstenares over vuurvliegjes en high tech in Japan.

Jannie Regnerus beschrijft in Het geluid van vallende sneeuw een verblijf van een jaar op het zuidelijkste eiland van Japan. Ze kwam in 2000 in die uithoek terecht met een werkbeurs voor een kunstinstituut met studenten van andere nationaliteiten. Ze kende het land al van een eerder bezoek in 1998. De sereniteit van de Japanse kraanvogel drukt heel wat anders uit dan de Hollandse koeien met aangekoekte mest op hun flanken.

 Op de kunstacademie in Maastricht leerde Regnerus de Japanse studente Etsuko kennen die tegen de zin van haar ouders naar Europa was gegaan om een kunstopleiding te gaan volgen. Etsuko vertelde Jannie onder meer dat haar werk een Japanse sfeer uitstraalde, die moeilijk benoembaar is.

Het land waarin ze gedurende een jaar studeert intrigeert haar. De fascinatie voor de kersenbloesem, de keurig aangeharkte parken, de functionele omgang met elkaar, ook onder de studenten van het kunstinstituut. Ze probeert het levensgevoel van de Japanners te analyseren. De goddelijke keizer kweekte een superioriteitsgevoel bij zijn onderdanen, dat ze nog steeds niet kwijt zijn. Opofferingsgezindheid is belangrijk, net als bescheidenheid en zelfbeheersing. Karaoke en erotische strips bieden een uitlaadklep voor de onderdrukte emoties.

Leerzaam is het zeker. Niet alleen wat betreft de verhouding en de verschillen tussen shintoïsme en boeddhisme, maar ook haar meer persoonlijke ervaringen zoals in het hotel na aankomst in Kyoto. Ze vindt het meteen benauwend dat haar kamer geen raam heeft.  

Regnerus schrijft soepel en met fantasierijke beelden, in het begin al over een bruine kokosmat die wegdrijft uit haar kamer omdat ze een cadeautje van Etsuko heeft geopend met daarin een stof die tranen opwekt. En niet veel verder over het bundelen van haar circulaire razernij, opgewekt door het saaie polder waarin ze opgroeide. ‘Wilde ik iets van de wereld zien, dan was het zaak niet aan een boerenzoon te blijven plakken.’

Regnerus exposeert in Tokyo, de stad die bij nacht zindert van de neonreclames. ‘De overdreven orde en netheid geeft de stad bij daglicht een bloedeloos, soms zelfs klinisch voorkomen.’

Erg fraai is haar beschrijving van haar jaargenote Etsuko: ‘De zwarte Adidas sneakers waarmee haar voeten leken te zijn vergroeid, vielen op het eerste oog een beetje uit de toon, maar Etsuko bewoog erop als waren het geishaslippers. Met een natuurlijke nonchalance slofte ze door de gangen; een merkwaardig loopje waarbij het voorste deel van haar schoenzolen niet los kwam van de grond. Om Etsuko’s opvallende lichtbruine ogen kon je niet heen: ondeugende pretogen waarin sterretjes glinsterden. Wanneer ze vriendelijk glimlachte, en dat deed ze veel, verscheen er in iedere wang een kuiltje. Haar gitzwarte haren dansten in een vlecht op haar rug. Etsuko was klein van stuk en fijngebouwd; smalle heupen, een pezig lijf, kinderlijk smalle polsen en lange, slanke vingers, de vingers van een pianiste.’   

Verdere informatie levert een beeld op van een kunstenares die al zesendertig jaar oud is en wel eens aan een man wil, maar vanwege haar drukke leven in een vicieuze cirkel zit. Omdat haar familie haar verstoten heeft, moet ze zelf haar studie aan de kunstacademie bekostigen met verschillende bijbaantjes. Daardoor slaapt ze niet langer dan vier à vijf uur per nacht. Jannie vertelt dat Etsuko op de Rijksacademie werd uitgekozen tot de hardste werker, maar dat ze geen tijd had haar prijs, een bronzen beker, te komen ophalen. Ze maakte zich daarmee tot karikatuur van de Japanse arbeidsethos.

Maar het is geen boek over Etsuko. Later in Japan bezoekt Regnerus haar studiegenote slechts een enkele keer in Osaka. Ze gaan werken bij een boer. Diens huisinrichting is een symbiose tussen traditie en modern. Een mooi beeld voor het hele Japan, waarin bewondering voor vuurvliegjes en high tech naast elkaar bestaan. Als een verrassing duiken binnen in het boek mooie foto’s op die Jannie maakte.

Regnerus is aan het eind wat onbevredigd over haar verblijf. Japan heeft zich weinig van haar aangetrokken. Alles is hetzelfde gebleven. De lezer heeft echter een beter beeld gekregen, niet alleen van Japan maar ook van de innemende schrijfstijl van Regnerus die voor Het geluid van vallende sneeuw in 2007 de Bob den Uyl Prijs kreeg.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten