Jonge Hollandse kunstenares over vuurvliegjes en high tech in
Japan.
Jannie Regnerus beschrijft in Het geluid van vallende sneeuw een verblijf van een jaar op het
zuidelijkste eiland van Japan. Ze kwam in 2000 in die uithoek terecht met een werkbeurs
voor een kunstinstituut met studenten van andere nationaliteiten. Ze kende het
land al van een eerder bezoek in 1998. De sereniteit van de Japanse kraanvogel drukt
heel wat anders uit dan de Hollandse koeien met aangekoekte mest op hun flanken.
Op de kunstacademie in
Maastricht leerde Regnerus de Japanse studente Etsuko kennen die tegen de zin
van haar ouders naar Europa was gegaan om een kunstopleiding te gaan volgen. Etsuko
vertelde Jannie onder meer dat haar werk een Japanse sfeer uitstraalde, die
moeilijk benoembaar is.
Het land waarin ze gedurende een jaar studeert intrigeert
haar. De fascinatie voor de kersenbloesem, de keurig aangeharkte parken, de functionele
omgang met elkaar, ook onder de studenten van het kunstinstituut. Ze probeert het
levensgevoel van de Japanners te analyseren. De goddelijke keizer kweekte een superioriteitsgevoel
bij zijn onderdanen, dat ze nog steeds niet kwijt zijn. Opofferingsgezindheid is
belangrijk, net als bescheidenheid en zelfbeheersing. Karaoke en erotische
strips bieden een uitlaadklep voor de onderdrukte emoties.
Leerzaam is het zeker. Niet alleen wat betreft de verhouding
en de verschillen tussen shintoïsme en boeddhisme, maar ook haar meer persoonlijke
ervaringen zoals in het hotel na aankomst in Kyoto. Ze vindt het meteen
benauwend dat haar kamer geen raam heeft.
Regnerus schrijft soepel en met fantasierijke beelden, in
het begin al over een bruine kokosmat die wegdrijft uit haar kamer omdat ze een
cadeautje van Etsuko heeft geopend met daarin een stof die tranen opwekt. En niet
veel verder over het bundelen van haar circulaire razernij, opgewekt door het
saaie polder waarin ze opgroeide. ‘Wilde ik iets van de wereld zien, dan was
het zaak niet aan een boerenzoon te blijven plakken.’
Regnerus exposeert in Tokyo, de stad die bij nacht zindert van
de neonreclames. ‘De overdreven orde en netheid geeft de stad bij daglicht een
bloedeloos, soms zelfs klinisch voorkomen.’
Erg fraai is haar beschrijving van haar jaargenote Etsuko:
‘De zwarte Adidas sneakers waarmee haar voeten leken te zijn vergroeid, vielen
op het eerste oog een beetje uit de toon, maar Etsuko bewoog erop als waren het
geishaslippers. Met een natuurlijke nonchalance slofte ze door de gangen; een
merkwaardig loopje waarbij het voorste deel van haar schoenzolen niet los kwam
van de grond. Om Etsuko’s opvallende lichtbruine ogen kon je niet heen:
ondeugende pretogen waarin sterretjes glinsterden. Wanneer ze vriendelijk
glimlachte, en dat deed ze veel, verscheen er in iedere wang een kuiltje. Haar
gitzwarte haren dansten in een vlecht op haar rug. Etsuko was klein van stuk en
fijngebouwd; smalle heupen, een pezig lijf, kinderlijk smalle polsen en lange,
slanke vingers, de vingers van een pianiste.’
Verdere informatie levert een beeld op van een kunstenares
die al zesendertig jaar oud is en wel eens aan een man wil, maar vanwege haar
drukke leven in een vicieuze cirkel zit. Omdat haar familie haar verstoten
heeft, moet ze zelf haar studie aan de kunstacademie bekostigen met
verschillende bijbaantjes. Daardoor slaapt ze niet langer dan vier à vijf uur
per nacht. Jannie vertelt dat Etsuko op de Rijksacademie werd uitgekozen tot de
hardste werker, maar dat ze geen tijd had haar prijs, een bronzen beker, te
komen ophalen. Ze maakte zich daarmee tot karikatuur van de Japanse
arbeidsethos.
Maar het is geen boek over Etsuko. Later in Japan bezoekt Regnerus
haar studiegenote slechts een enkele keer in Osaka. Ze gaan werken bij een
boer. Diens huisinrichting is een symbiose tussen traditie en modern. Een mooi
beeld voor het hele Japan, waarin bewondering voor vuurvliegjes en high tech
naast elkaar bestaan. Als een verrassing duiken binnen in het boek mooie foto’s
op die Jannie maakte.
Regnerus is aan het eind wat onbevredigd over haar verblijf.
Japan heeft zich weinig van haar aangetrokken. Alles is hetzelfde gebleven. De
lezer heeft echter een beter beeld gekregen, niet alleen van Japan maar ook van
de innemende schrijfstijl van Regnerus die voor Het geluid van vallende sneeuw in 2007 de Bob den Uyl Prijs kreeg.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten