Een taalschilderij over een ernstige zieke zoon
Wim Brands noemt Het
lam al de beste roman van 2013, maar schrikt daar wellicht zelf van, want
nu moet hij die uitspraak motiveren.
Regnerus schreef hiervoor al drie reisboeken. Haar laatste boek
over Japan kreeg de Bob den Uyl prijs. Ze wilde net met haar gezin aan een reis
naar Zuid China beginnen om daarover een vierde reisboek te schrijven, toen
haar zoontje ziek werd. Hij plaste rood op eerste Paasdag vijf jaar geleden. De
situatie was meteen heel anders. In plaats van naar de luchthaven gingen ze
naar het ziekenhuis. Inmiddels gaat het goed met hem.
Brands vraagt haar naar haar eerste reactie op de rode plas
van haar zoon.
Regnerus zegt dat ze het ongeluk wilde bezweren. In haar
herinnering werd de rode kleur roze. Ze probeerde de paniek weg te gummen. Het
boek is met meer afstand geschreven. Twee jaar geleden begon ze eraan. Ze
bedacht dat het altaarstuk Het Lams Gods van Jan van Eyck er een plaats in
moest krijgen. Dood en verrijzenis worden daarin in één beeld gevangen. Het schilderij
heeft een eeuwigheidswaarde, al nemen de kleuren in de loop van de tijd af. Maar
niet zo snel als de kleur op het gezicht van haar zieke jongen.
Het boek begint met een scène op een markt met een dood lam.
De kleine Joris wordt voor het eerst geconfronteerd met de dood. Hij beseft zijn
eigen sterfelijkheid. Zijn moeder Clarissa probeert die te bezweren door te
zeggen dat de dood nog lang niet voor hem geldt.
Het boek is geen foto van zijn ziekteproces maar een
schilderij. Een stilleven dat zich schetsmatig ontwikkelde. Langzaamaan kreeg dit
taalschilderij een eigen klank.
Alles wat de moeder voelde, voltrok zich in haar omgeving. Regnerus
begint met een voorbeeld van een zalm die ze voor haar zoon bakte, maar wordt
geïnterrumpeerd door een filmpje van een vallend blad, dat ze zelf gemaakt
heeft, want ze is ook beeldend kunstenaar. Ze legt uit dat het blad dat aan een
spinnendraad zit en net zo om zijn as tolt als de geest van de moeder tussen
hemel en aarde.
Brands vraagt haar of zij dat zelf ook had, die afspiegeling
van haar emoties in de buitenwereld.
Regnerus zegt dat ze altijd zo kijkt. Ze vervolgt het
voorbeeld van de zalm in de pan,die haar deed denken aan haar eigen hart, dat
barst en waar de angst uit druipt.
Brands zegt dat ze in één beeld de achteruitgang van de
jongen schetst, namelijk door zijn wenkbrauwen die uitvallen. Later groeien ze
gelukkig weer aan. Hij refereert ook aan een bezoek aan Artis samen met andere
zieke kinderen.
Regnerus dacht dat ze na sluitingstijd bloeddorstige dieren
zouden zien, maar had zich niet gerealiseerd dat ze samen waren met een
karavaan ernstig zieke kinderen. Haar zoon wist niet waar hij moest kijken,
naar de zieken of naar de dieren, die bij de eersten verbleekten. Als ze had
geweten dat ze in zo’n stoet met kale kinderen en kinderen op bedden terecht
zou komen was ze niet gegaan.
Brands vraagt haar of ze met haar zoontje naar het Lam Gods in
Gent is geweest.
Regnerus zegt dat het slot fictie is. Als hij het boek later
leest hoopt ze dat hij vindt dat ze de juiste nuance erin heeft gelegd. Door
haar gelovige opvoeding heeft ze zin gegeven aan de hele nare ervaring. Daar
een verhaal van gemaakt.
Dat is helemaal gelukt, antwoordt Brands, die in gebreke
blijf met een motivering van zijn uitspraak dat dit het beste boek van 2013 zou
zijn.
Morgen op deze plaats mijn bespreking van Het geluid van vallende sneeuw (2006),
binnenkort mijn bespreking van Het lam
op Recensieweb.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten