Romanstructuur vormt zich naar het leven
Jeroen van Kan praat met de Britse schrijver Alan
Holinghurst (1954) over zijn nieuwe roman De
Sparsholt-affaire, die begint met het studentenleven van David Sparsholt in
Oxford in de Tweede Wereldoorlog en later overgaat op het leven van zijn
homoseksuele zoon Jonathan.
Van Kan zegt dat de roman breed uitwaaiert en dat er veel
onbekend blijft.
Hollinghurst antwoordt dat hij niet zo geïnteresseerd is in
de details van de affaire die David in 1948 in Oxford beleefde maar meer in de
macht die de jongeman verwierf, hetgeen met onvermijdelijke moeilijkheden
gepaard ging. Over de affaire zelf horen we acht jaar na dato wanneer die
slechts nog een vage plek in het collectief geheugen inneemt, zoals dat gaat
met affaires. Zoon Jonathan dient ermee te leven.
Van Kan zegt dat de roman daarmee een ouderwetse aanpak
kent.
Hollinghurst vindt de affaires, waaronder ook een meer
openbare, banaal. Het ging hem meer om de impact ervan. Hij houdt van het
mysterie dat pas op het eind wordt opgelost, hoewel hij nog steeds reacties van
lezers krijgt over de vraag wie eigenlijk het Kind van een vreemde uit zijn vorige roman is.
Van Kan zegt dat hij de romanstructuur op het leven wil
laten lijken.
Hollinghurst antwoordt dat het leven fragmentarisch is en
dat er daarom veel lucht in het boek zit. Wat betreft de verhouding tussen de
openbare en de privésfeer rond homoseksualiteit is in de jaren na de Tweede
Wereldoorlog veel ten goede veranderd. Dat heeft ook gevolgen voor een
romanschrijver. Als schrijver voelt hij zich aangetrokken tot de tijd waarin
homoseksualiteit verboden was, maar als mens is hij blij dat hij op dit moment
leeft.
Van Kan refereert aan het seksleven van Jonathan dat online
te volgen is.
Hollinghurst antwoordt dat Jonathan een overgangsfiguur in
een tijd van sociale veranderingen is, die later ongestoord naar gayclubs kon
gaan. Hij is een niet al te goed kunstschilder die de schilderijen van zijn
ouders aan zijn vriend toont, waarmee aangegeven wordt dat kwaliteit verloren
gaat. Hollinghurst vond het leuk om eens niet over een middelmatig schrijver te
schrijven. Die komt ook in de roman voor onder de naam Evert Dax, een humorloze
auteur. Dat brengt hem op de grilligheid van de reputatie van de schrijver na
diens dood, maar hij vindt het zinloos zich daar zorgen over te maken. Zijn
eerste boek De zwembadbibliotheek kreeg
in 1988 veel aandacht vanwege de homoseksuele sfeer en De schoonheidslijn vanwege De Man Booker prijs in 2004, hoewel hij
zich afvraagt wat al die lezers nou van de roman vinden.
Van Kan noemt de stijl van zijn werk complex, alsof over
elke zin is nagedacht.
Hollinghurst antwoordt dat hij een langzame schrijver is die
eerst de structuur van zijn roman duidelijk wil hebben en daarna veel tijd
besteedt aan het invullen van de zinnen. Klank en beweging zijn z’n stilistisch
DNA, maar hij is zich daar tijdens het schrijven niet van bewust en vindt het
fijn als het goed gaat. Het verhaal zelf interesseert hem minder dan de stemmingen
en de verhoudingen tussen de personen. Hoewel hij een verhalende vorm vermijdt
wil hij de lezer wel verleiden.
Van Kan vraagt of de roman hem achteraf iets zegt over
hemzelf.
Hollinghurst antwoordt dat dit pas later in de tijd gebeurt.
Hij is tijdens het schrijven niet teveel met zichzelf bezig en ziet het als een
beloning dat hij verrast wordt tijdens het schrijven. In een roman kan hij zijn
personages van een klif duwen, maar in De
Sparsholt-affaire wilde hij een goede afloop met een vrolijker seks dan de
manupulatieve uit eerdere jaren.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten