Fietsen in het licht van de dood
Filmmaker Arno Kranenborg
(Coevorden, 1959) maakte na zijn eerste speelfilm De kersenpluk (1997) voornamelijk nog documentaires. In 2003
schetste hij een portret van kinderboekenschrijver Max Velthuijs en negen jaar
later onder de titel Ik zal uw naam niet
noemen van kinderboekenschrijver Ted van Lieshout, die toen zijn boek Mijn
meneer had gepubliceerd over zijn contact met een pedofiel. Demarrage is van een heel ander slag.
Daarin volgt Kranenborg een groepje oudere wielrenners uit Zuid Nederland.
Zoals te verwachten was, is de conversatie niet buitengewoon boeiend en
doorspekt met dooddoeners en enig seksistisch taalgebruik. Verteller Janus, de
oudste deelnemer van bijna tachtig jaar, somt op wie er al uit de groep van
tien weggevallen zijn. Ook hijzelf zou tijdens zijn reis naar de Verenigde
Staten, waar zijn kinderen wonen, zomaar kunnen overlijden. In een brief aan
zijn maten deelt hij mee dat hij dan daar begraven wil worden. Daarmee
ontwikkelt de documentaire zich tot een tijdsdocument over de vergankelijkheid
van het leven.
Kranenborg begint met een motto van Francesco Petrarca
(1304-1374): Als ik rust neem en het
langzaamaan ga doen, ben ik voordat ik het weet dood. Het rijtje schoenen
dat onder het motto getoond werd, zegt genoeg. Bij het krieken van de dag stapt
de groep op de racefiets. Door weer en wind rijden de zeventig plussers hun
etappe, met echte demarrages er tussen door. De mannen zijn gelovig, zoals men
in het Zuiden gewoon was en bidden bij een kapel van de heilige Klara voor een
voorspoedige tocht met weinig regen en wind. Later komen ze bij een ander
beeld, van een heilige in een grot, die associaties oproept met Lourdes. De
mens blijkt een bovennatuurlijke kracht nodig te hebben. Er klinken zelfs
geluiden dat het maar weer oorlog moet worden om de mens tot inkeer te brengen,
maar de meesten weten hoe verschrikkelijk zoiets zou zijn.
Tijdens het passeren van een rouwstoet blijft de groep
bedachtzaam staan. De mens is maar een wezen van de dag. Ook in hun eigen groep
is, na de opgave van John wegens hartproblemen, Christ afgevallen door een
beroerte. Zij bezoeken hem in het ziekenhuis en maken een grapje over zijn
aangetaste linker lichaamshelft. Zelfs binnen de groep gaat het niet meer zoals
het moet, getuige de 92 kilo zware Jan die niet meer een heuvel opkomt en mijn
ademhalingsproblemen kampt of Wim (zie foto) die zowel last van zijn knieën als van zijn
handen heeft. De mannen accepteren van elkaar dat zij een dag ouder worden en
zien het liefst nieuwe aanwas komen om hen uit de wind te houden.
Op hun tocht komen ze langs een fietshandel met fraaie
racefietsen en frames die alleen al 3200 euro moeten kosten. Ze gaan ook langs
bij Rini Wagtmans die in een aardig optrekje woont, daar ook fietskleding
verkoopt en bij het afscheid in de tuin de urn laat zien waar hij straks in
bewaard zal worden. Eenmaal op de fiets gaat de conversatie over begraven of
gecremeerd worden. Een van hen wil uitgestrooid over een veldje naar het
kerkhof.
Een van de meest opvallende getuigenissen komt van Toontje
die de anekdote opdist dat hij als kind ruzie kreeg met een grotere jongen.
Zijn moeder droeg hem op de jongen flink in elkaar te slaan. Aldus gedaan
vertelde hij zijn moeder dat hij dit ook gedaan heeft, zelfs met de dood tot
gevolg. Zijn moeder toonde zich content. Wellicht dat op het laatst een Qui
tollis peccata mundi klinkt. Op de valreep van de dood mogen eerst de zonden
worden weggenomen.
Hier
mijn bespreking van Ik zal uw naam niet
noemen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten