Poëzie kanaliseert de onrust van een dichter
Naar aanleiding van het verschijnen van de Verzamelde gedichten en het
vriendenboekje Alles komt goed praat
Jeroen van Kan met Thomas Verbogt, de vaste redacteur van het werk van de een jaar geleden overleden Wim
Brands en met dichter en vertaler Erik Bindervoet. Daarnaast laat hij ook nog
twee fragmenten zien - de ene over een dakdekker, de andere over een eenzame
uitvaart – uit zijn voordracht in de Nacht van de poëzie 2014.
Verbogt karakteriseert de gedichten van Brands (1959-2016) als
een licht mengsel van verwondering en verontrusting, geschreven in een
toegankelijk ritme, eenvoudig, een eenheid vormend maar wel gevarieerd. Hij
noemt Brands een belangrijk dichter, die oog had voor het avontuur in het leven
van alledag.
Van Kan voegt daaraan toe dat K.L. Poll, de hoofdredacteur
van het Hollands Maandblad waarin Brands op negentienjarige leeftijd
debuteerde, zijn werk omschreef als rudimentair anekdotisch.
Bindervoet merkt op dat Brands bijna geobsedeerd leek door
dieren. Dichten was zijn geheime project, want een dichter leidt volgens Bindervoet een
dubbelleven. Brands bleef trouw aan zijn eigen stem, die steeds beter ging
klinken.
Verborgt voegt daar nog aan toe dat Brands dichten
een belangrijke bezigheid vond. Hij was daar altijd mee bezig. Hij werkte snel en wilde meteen
over het resultaat communiceren.
Bindervoet herinnert zich dat Brands een aantal vellen
papier op de tafel van de redactie wierp en meteen wilde weten wat men ervan
vond.
Verbogt merkt op dat Brands ergens bij probeerde te horen om
zich niet alleen te voelen.
Bindervoet zegt dat hij een journalistieke blik combineerde
met een dichterlijke kijk. Grote woorden storen niet omdat ze zoals in het
gedicht over de dakdekker in een alledaagse omgeving zijn gezet. Bindervoet
leest een gedicht voor met een mooi binnenrijm. Later nam Brands daar meer
afstand van en prevaleerde de eenvoud.
Van Kan zegt dat zijn werk versnipperd raakte en dat de
eerste bundel Inslag (1985) zelfs niet
meer te krijgen is, al was Brands daar toch al niet zo tevreden
over. Van Kan vraagt aan Verbogt of hij daar in Verzamelde gedichten rekening mee hield.
Verbogt antwoordt dat hij de verzamelbundel, waaronder ook
gedichten staan die niet eerder in een dichtbundel gepubliceerd waren, samenstelde
samen met Monique Edelschaap, de echtgenote van Brands en dat ze sommige
gedichten opzij legden om andere nog een tweede maal te beoordelen. Een
samensteller moet streng zijn om Wim in zijn meest zuivere vorm te laten
zien. Als vaste redacteur van Brands sprak hij af in een niet al te gezellig café. Ze praatten daar over de definitieve versie van een bundel, waarbij Brands gemakkelijk de
wijzigingen van Verbogt accepteerde omdat hij vertrouwen in zijn redacteur had.
Van anderen kon hij dat minder gemakkelijk hebben en met een negatieve recensie
kon hij in zijn maag zitten. Verbogt leest het gedicht De
jas dat indrukwekkend van eenvoud is en gecompliceerd van thematiek. De
verhouding met zijn vader was een moeilijke.
Van Kan zegt dat hij K. Schippers bewonderde maar niet
ergens bij hoorde.
Volgens Bindervoet was Brands eenzelvig, niet te vangen.
Van Kan vraagt of Brands last heeft gehad van het feit dat
hij ook presenteerde.
Verbogt zegt dat hij het vermoeden wel eens uitsprak dat men dacht dat hij een BN er was die zo nodig ook een
dichtbundel moest uitgeven terwijl het andersom was. Als dichter van Eenzame
uitvaarten kon Brands goed troosten. Wellicht had hij zelf behoefte aan
geruststelling. Poëzie kanaliseerde zijn onrust net als zijn grote
bedrijvigheid.
Hier
mijn verslag van Brands met poëzie, met
daarin een link naar de voordracht van zijn laatste bundel ’s Middags zwem ik in de Noordzee.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten