Vernieuwende schilder ging altijd zijn eigen weg
Tineke de Groot (Hoofddorp, 1946) die eerder als omroepster daarna
als programmamaakster werkte, maakte een boeiend portret van de Nederlandse
schilder Eugéne Brands (1913-2002), die kort deel uitmaakte van Cobra maar toch
vooral zijn eigen weg ging, wars van roem en eer. De autodidact kreeg langzaam erkenning,
onder andere van Beatrix die werk van hem opnam in een tentoonstelling ter gelegenheid
van het einde van haar koningschap.
Verschillende personen helpen De Groot om een beeld te
krijgen van Brands, die vooral getroffen was door de mysterie van de kosmos en
dat uitdrukte in grote kleurrijke werken. Naast zijn vrouw Tooske, zijn dochter
Eugènie en galeriehoudster Cora de Vries is dat vooral kunsthistorica Willemijn
Stokvis, al ontbreken ook collega’s Karel Appel en Jan Sierhuis niet.
Brands werd geboren in Zandvoort, leerde daar ook zijn vrouw
kennen en deed een opleiding als reclame ontwerper in Amsterdam, maar dat bleek al gauw geen
geschikte weg voor hem te zijn. Tooske vertelt dat haar man veel tekende en,
geïnspireerd door het surrealisme, objecten maakte van voorwerpen die hij op
het strand vond. In 1939 leidde dat tot een expositie in Zandvoort. Helaas
wilde een kunsthandel in Amsterdam geen tekeningen van hem kopen, waarop hij
begon te schilderen.
De oorlogsjaren die zij ondergedoken in Amsterdam doorbrachten,
waren een sombere tijd, maar het schilderen van Afrikaanse maskers inspireerde
hem. Hij maakte ze ook zelf, zegt Tooske. Daarnaast experimenteerde hij ook met
taal. Uiteindelijk koos hij voor het schilderen omdat dat meer ruimte bood aan
het magische. Na de oorlog maakte hij zich los van het negatieve. Hij noemde
zich een geboren optimist en werd sterk beïnvloed door de gedachte dat wij deel
uitmaken van de oneindige kosmos en steeds in verandering zijn. Eugenie weet
nog hoe gefascineerd haar vader was door de landing op de maan. Hij keek de
hele nacht naar de televisie en maakte daarna zelf een schilderij over deze
gebeurtenis.
In 1946 kreeg hij van Sandberg een zaaltje in het Stedelijk om
zijn objecten, waaronder een beschilderde pannendeksel, dat een kosmisch
lichaam voorstelde, uit te stallen.
Karel Appel maakte kennis met zijn werk en ging meedoen. In
zijn huis luisterde hij ook naar de vele jazzplaten die Brands had. De ingang
die Brands had bij Sandberg leidde tot een tentoonstelling van Cobra in 1949 in
het Stedelijk. Onenigheid tussen de samenstellers, die zich tegen de burgerlijke
kunst verzetten, leidde tot veel commotie waarop Brands de groep verliet en
anderen naar Parijs vertrokken. Stokvis zegt erbij dat Cobra pas in 1965 de
nodige erkenning kreeg.
Eugenie werd de inspiratiebron voor haar vader die op een
bovenetage van hun huis in het centrum Amsterdam werkte. Tooske vond het wel
eens eenzaam beneden, maar Brands werkte het liefste in stilte. Tooske vertelt
dat hij altijd met de achtergrond begon en dat het schilderij daarna langzaam
ontstond. Stokvis noemt Chagall-achtige elementen en herkent ook de invloed van
De Kooning in zijn grote doeken, maar noemt het werk van Brands ijler. De Vries
is vooral gefascineerd door de olieschilderijen die hij bij gebrek aan geld
voor linnen in de jaren vijftig op papier maakte. Ze herkent ook de okergele
banen die verwijzen naar de kleur van strandschermen uit zijn jeugd.
Later in zijn atelier in Nunspeet kon Brands grotere doeken
maken dan in Amsterdam en dat deed hij graag. Brands stimuleerde zijn dochter
om te tekenen en bewaarde haar schilderijen. Hij exposeerde het liefst bij hem
in de buurt en vond het niet erg om weinig te verkopen. De Vries verbaast zich
over de lage prijzen die hij voor zijn werk vroeg. Zijn laatste atelier was in
Zuid Frankrijk, waar hij tot op hoge leeftijd collages maakte. Eugenie heeft de
laatste gouache op de ezel die nog van Constant Nieuwenhuys was, laten staan.
Hier de site
van de Stichting Eugène Brands.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten