Ineen groeien van fictie en non-fictie biedt nieuwe
mogelijkheden
Miriam Rasch is filosoof en literatuur wetenschapper en
debuteerde onlangs met een essaybundel onder de titel Zwemmen in de oceaan: Berichten uit de postdigitale wereld, waarin
ze de invloed van de nieuwe technologie in het alledaagse leven onderzoekt.
Pieter van der Wielen ondervraagt haar voor de verandering niet over haar boek,
maar laat haar een viertal kaartjes trekken met vragen daarop. De rubriek heet
niet voor niets Open kaart. Desalniettemin komen we wel wat te weten over de
inhoud van het boek. In een link heb ik voor mensen die daar meer over willen
weten, nog een link naar een beschouwing van Carel Peeters (VN, 4 juli)
opgenomen.
Van der Wielen vraagt of Rasch zich nog wel bewust is van de
veranderingen die in korte tijd over ons heen gespoeld zijn.
Rasch antwoordt dat ze vroeger altijd een doos had waarin ze
kaarten en briefjes bewaarde die herinneringen bevatten aan gebeurtenissen die
ze had meegemaakt en dat die doos niet veel voller wordt omdat de meeste
uitnodigingen en aankondigingen tegenwoordig digitaal gaan. In twintig jaar is
er veel veranderd in ons leven. Dat was voor haar aanleiding voor een
onderzoek.
Van der Wielen vraagt of we iemand echt zouden kennen die
zichzelf volledig kenbaar maakte in filmpjes.
Rasch zegt dat extreme transparantie een illusie is, omdat
de binnenwereld van zo iemand buiten beschouwing gelaten wordt.
Van der Wielen vraagt hoe het is om tegenwoordig op meerdere
plekken tegelijk te kunnen zijn.
Rasch antwoordt dat het zowel vervelend is, bijvoorbeeld als
men met iemand zit te eten die zijn of haar smartphone steeds raadpleegt, maar
dat het anderzijds heerlijk is om contact te hebben met soortgenoten terwijl
men alleen thuis voor de televisie zit.
Van der Wielen wil weten wat haar studenten aan de
Hogeschool van Amsterdam daarvan vinden.
Rasch heeft ontdekt dat er veel verschillen zijn tussen de
studenten wat betreft hun omgang met de nieuwe media. Sommigen gebruiken die
niet, anderen zijn eraan verslaafd. Ze houdt ervan de laatsten te provoceren
door te vragen of ze dood zouden gaan als ze een dag de smartphone thuis zouden
laten.
De eerste kaart betreft de vraag naar haar levensmotto.
Rasch vindt dat een moeilijke vraag. Ze heeft wel principes
die ze probeert na te leven, zoals niet te snel opgeven en verantwoordelijk
zijn. Vroeger hanteerde ze het motto dat men, behoudens de laatste keer, ergens
niet dood aan gaat, hetgeen haar hielp om spannende dingen te doen.
De tweede kaart gaat over de eerste dode die ze zag.
Dat was haar oma, zij was toen zelf zestien jaar oud en
durfde niet goed te kijken.
De derde kaart vraagt naar hetgeen ze later worden wil.
Rasch zegt dat ze vroeger beroemd wilde worden, maar
tegenwoordig vindt ze het schrijven van essays een heerlijke taak, temeer omdat
het onderscheid tussen fictie en non-fictie kleiner wordt.
Tenslotte wordt haar gevraagd of ze goed kan samenwerken.
Rasch vindt dat men dat aan haar collega’s moet vragen, maar
ze kan zich heerlijk onderdompelen in het alleen werken, terwijl ze het ook met
haar collega’s wel naar haar zin heeft.
Hier
de recensie van Carel Peeters in Vrij Nederland.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten