Dichter verbindt zich met de wereld
De vierde dichtbundel van Thomas Möhlmann (1975) is heel
anders dan de vorige drie. Hij maakt zich zorgen over de wereld en slaat een
weg in naar een meer bewoonbare toekomst.
Alle
vogels slaan hun vleugels op: 'niet om te willen/vliegen, maar uit pure
schrik'. In een tijd waarin steden zinken en buitenwijken branden, kan de
dichter niet langer verwonderd aan de zijlijn blijven staan. Gesterkt door een
leger van illustere voorgangers en hedendaagse inspiratiebronnen, schrijft
Möhlmann zich in zijn vierde dichtbundel een weg naar een bewoonbare toekomst.
Familie, liefde, politiek: alles van waarde weert zich. Aldus
Google Books.
Jeroen van Kan vraagt hem naar het verschil met de eerdere
bundels.
Möhlmann antwoordt dat de eerste drie bundels een eenheid
vormden en dat deze vierde bundel faliekant anders is, omdat hij begon vanuit
een mentaliteit, waarin hij contact legde met de wereld om hem heen en daardoor
nieuwe ontdekkingen deed.
Niet eerder schreef hij zo direct op wat hij wilde zeggen.
De bundel is daarom bozer, juichender en ook minder gestileerd dan de andere
drie.
Van Kan merkt over het lange openingsgedicht Ik was een hond op dat het
programmatisch is voor de rest van de bundel, omdat de ik plaatsmaakt voor een
wij.
Er volgt een mooie voorlezing van het gedicht dat Möhlmann
zelf karakteriseert met de woorden: It goes!
Waar
we precies vandaan komen is aan het oog onttrokken en waar we eindigen is
onbekend, maar 'we leven nog, alles wat je denkt, alles wat / je wilt, kunnen
we wat mij betreft nu nog worden.’ Andermaal geciteerd
uit Google Books.
Je wordt alles en eindigt ergens, zegt Möhlmann
tegen Van Kan. In de metafoor schuilt hoop. Hij wilde niet meer in zijn eentje
al het werk doen, maar zocht de gezamenlijkheid, het wij, een directe
verbinding met de wereld. Eerder bewerkte hij zijn ervaringen meer, stileerde
hij zijn zelf beleefde wereld, maar nu ervaart hij meer vrijheid, ook om het
allemaal niet zo perfect te maken. Hij weet niet hoe dat straks verder gaat. In
ieder geval zit het tweede deel van de bundel alweer strakker in de vorm. Het
ploeteren in een onzekerheid kan ook omslaan in lelijkheid.
Van Kan vergelijkt het met een foto
waaruit de lelijke kanten worden geretoucheerd.
Möhlmann zegt dat fabriekspijpen er ook mogen zijn.
Van Kan gaat nader in op het tweede deel waarin de gedichten
beginnen met een wij en gevolgd worden door een actief werkwoord.
Inhoudelijk heeft Möhlmann daar in alfabetische volgorde figuren
bij gezocht die voor hem op dat moment van belang waren, zoals familieleden,
politieke partijen, schrijvers en muzikanten. Hij schreef een gedicht over
Radiohead terwijl hij naar een nummer van de groep luisterde, maar schreef ook
wel gedichten in de stijl van een dichter, die hij voor ogen had.
Hier het titelgedicht,
voorgelezen door Möhlmann op YouTube.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten