Wrange sketches schreeuwen om een andere manier om met
schuld om te gaan
Na de uitzinnige voorstelling Alsemkomt over het leven aan de maatschappelijke onderkant op basis
van een tekst van Eugène O’Neill, tappen De Roovers met Onschuld van Dea Lohrer uit een heel ander vat, maar dat smaakt
zeker niet minder goed. De tekst van Lohrer haakt net als die van O’Neill aan bij
het sociaal realisme, maar kent daarnaast een absurdistische en poëtische
strekking, die de uitgebeelde werkelijkheid een diepere laag geeft en het
kijkspel tot een fascinerende ervaring maakt.
Dat laatste komt ook door de collage vorm. In negentien
scènes horen we vanuit verschillende oogpunten over de aspiraties van door het
leven gebeukte en aan schuldcomplexen lijdende mensen in de moderne westerse
maatschappij. Daarbij springen de visie van twee illegale Afrikanen, een aan
diabetes lijdende, negatieve vrouw in een rolstoel en een filosofe die al haar
boeken heeft verbrand op De onbetrouwbaarheid
van de wereld na, meteen in het oog, maar ook de inbreng van de anderen,
zoals een goedwillende, blinde paaldanseres en een nette christelijke vrouw die
vergeving vraagt voor misdaden die ze niet heeft gepleegd, trekken de aandacht.
Het is verrassend dat de scènes, net zoals in
verhalenbundels waarin de verhalen met elkaar te maken hebben, in elkaar
grijpen, waardoor er steeds meer samenhang ontstaat, die tenslotte op het eind
culmineert in een evaluatie waarin ieder zich kan uitspreken over de eigen
wensen. Die van de suikerpatiënte in de rolstoel was al wel duidelijk. Om de
haverklap riep ze dat ze het liefst een pompbediende zou zijn die de boel in de
hens zou laten vliegen.
Onschuld opent met
een wanhopige roodharige vrouw die tegen een donker geschubd zeegordijn haar
jurk uittrekt en een sprong maakt. Haar plaats wordt overgenomen door Elisio en
Fadoul, twee illegale Afrikanen die zich juist op het strand buigen over hun
toekomst als ze de verdrinkingsdood van de vrouw gewaar zijn. Vooral Elisio
laat de wanhoopsdaad niet los. Hij kan zich niet voorstellen dat iemand in het
rijke westen zich van het leven beneemt. Fadoul is minder met de onbekende vrouw
bezig. Hij vindt een tas met geld die hem goddelijke aspiraties geeft. Hij wil daarmee de blinde paaldanseres een nieuw gezichtsvermogen geven.
Kijken en bekeken worden vormt een belangrijk thema in de
voorstelling. Dat geldt niet alleen voor de blinde danseres die zich graag door
mannen laat bekijken, maar ook voor alle anderen die ons een blik geven in hun
levens, waarin slachtofferschap en daderschap nauw met elkaar verbonden zijn. Fraai wordt dat uitgewerkt in een
scène waarin de ouders van een vermoorde dochter samenkomen met de moeder van
een zogenaamde dader. De gevoelens ontlopen elkaar niet veel: de wanhopige
vader schreeuwt het uit dat hij zijn dochter niet weerbaarder heeft gemaakt
tegen de wereld, zijn vrouw kan alleen maar kotsen en de moeder van de ongeboren
zoon zoekt troost. Ook in de scène tussen de suikerpatiënte en haar dochter
Rosa (zie foto van Stef Stessel) is dat thema te herkennen. De kettingrokende Suiker wenst na veertig jaar
bij de posterijen geen verantwoordelijkheid meer voor haar leven te nemen en
geeft haar lot in handen van Rosa, die liever een kindje zou hebben met haar
man. Deze heeft echter hele andere aspiraties en wel in de vorm van het
vertroetelen van de doden.
De sobere wijze waarop de scènes in hun vorm gegoten worden
en de overlap waarmee ze elkaar opvolgen geeft nog meer kracht aan de
voorstelling. Het doorzichtige gordijn schept daarbij een achtergrond vanwaar
bijvoorbeeld door de groep commentaar gegeven wordt op een zelfmoordenaar, die
op een dak van een flat staat. Men roept hem op om eindelijk eens te springen
zodat hun leven door kan gaan. Zijn sprong lijkt tussen haakjes een kopie van
de sprong van de vrouw in zee in de eerste scène.
Gelukkig is er te midden van alle rampspoed ook veel humor,
zoals uit de mond van Suiker, die bot om zich heen slaat en zich zelfs in haar
rolstoel verheft om haar schoonzoon het hoofd te bieden. Sterk ook is de
uitstraling van de blinde danseres en hoekige motoriek van de filosofe, die op
het laatst alleen nog maar losse woorden kan uitbrengen, gefrustreerd in haar
verlangen om het leven te delen met haar man die echter als edelsmid meer oog
heeft voor zijn blinkende metalen. De wrange sketches schreeuwen om een andere
manier om met schuldbesef om te gaan. Van dat soort pogingen kunnen er nooit
genoeg zijn.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten