Het ontpellen van een jaarlijks terugkerende traditie werkt
inspirerend
Het is alweer bijna dertig jaar geleden dat Cherry Duyns
pianist, componist en dirigent Reinbert de Leeuw interviewde over moderne
klassieke muziek. Inmiddels heeft de achtenzeventigjarige zich gewend naar de
Matthäus Passion van Bach. Hij heeft zich grondig verdiept in de partituur en
bereidt zich met het Nederlands Kamerkoor en Holland Baroque voor op een
uitvoering in de Nieuwe Kerk in Amsterdam. Dat gaat in tegen de traditie om de
Passion jaarlijks in het Concertgebouw uit te voeren, maar er zijn ook
inhoudelijke veranderingen.
De documentaire begint heel rustig met een fragment uit de
Matthäus Passion, op de piano gespeeld door Reinbert de Leeuw. Daarna zien we
Judith Steenbrink van Holland Baroque die in de Nieuwe Kerk haar viool
uitprobeert met een koraal. De Leeuw luistert toe en is tevreden over de klank
in de sacrale omgeving. Hij had nooit gedacht dat hij ooit de Matthäus Passion
van Bach zou dirigeren. Het kwam op zijn weg door inleidend werk eraan in het
Limburgse. De laatste tijd heeft hij zich intensief met elk woord en elke noot
van de Matthäus Passion beziggehouden. Hij spreekt zelf van een obsessie, maar
het is voor de zangers en musici een voorrecht daaraan mee vorm te geven.
Peter de Groot van het Nederlands Kamerkoor spreekt van een
weg terug die De Leeuw inslaat en daarmee doelt hij op de interpretatie van De
Leeuw, die meent te weten wat Bach bedoeld heeft. Zelf zegt De Leeuw dat we,
anders dan bijvoorbeeld Strawinsky, niets van Bach weten, maar dat hij de
arrogantie heeft om in diens schoenen te gaan staan. De Groot noemt de keuzes
die De Leeuw maakt, gedurfd. Zijn ode aan de verinnerlijkte retorica brengt hem
na vijfentwintig jaar uitvoeren in tranen. Ook Judith Steenbrink is zeer
geraakt door het samenwerken met De Leeuw. Zijn broosheid maakt dat nog
ontroerender. Ze ziet dat De Leeuw de emoties tijdens het dirigeren meebeleeft
en dat bezorgt haar een brok in de keel. Alle achtenzestig nummers moeten door
het orkest opnieuw ontpeld worden en dat geldt ook voor het koor.
We zien een repetitie, waarbij De Leeuw met het koor aan de
slag gaat. Een collectieve woedeuitbarsting moet volgens De Leeuw spetteren. De
klanken dienen scherper naar voren gebracht te worden. Hij wijst het orkest erop
dat ze geen lettergrepen moeten spelen maar zinnen, zoals het koor doet. Tegen
Duyns zegt De Leeuw dat de Matthäus Passion muzikaal gesproken het hoogst
bereikbare is en dat het onvoorstelbaar is dat één persoon de partituur heeft
geschreven. Hij gaat in op de kruisvorm ervan met in het midden de
verloochening van Jezus die gevolgd wordt door het Erbarme dich. De Leeuw denkt dat Bach zich met Petrus
identificeerde. Ook noemt hij drie zuilen, ingeluid door een jongenskoor uit
Rolde, die daarmee de zaak met een soevereine rust aan de gang brengen.
Aan de piano gezeten praat hij verder over de muzikale
grootte van de Matthäus Passion. Hij speelt de strofe Meine Seele ist bedrübt bis an den Tod en vertelt dat daar vier
mollen in zitten die een mooie verbinding vormen met het stuk van de tenor dat
begint met een des. Hoe meer mollen des te menselijker de toon. Dat zien we
terug in de uitroep Eli, Eli, lama
sabachtani als Jezus sterft. Opeens wendt hij zich niet meer tot de vader
maar tot God waarmee hij zijn mens-zijn uitdrukt. Voor het concert op 21 maart
2016 zit De Leeuw lang met zijn handen voor zijn gezicht om zich voor te
bereiden op datgene dat, zoals hij zelf uitdrukt, groter is dan een mens kan
bevatten. Het is al een pracht om het werkproces vanaf de zijlijn te volgen en
net als het eerdere interview een zeer inspirerend staaltje televisiemaken.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten