Een blik in het hart van een vernieuwend componist
Julian Barnes schetst in de roman Het tumult van de tijd een aangrijpend beeld van de Russische
componist Dmitri Sjostakovitsj (1906-1975), die zwaar gemangeld werd door
Stalin en zijn hielenlikkers. De man die alles gaf voor zijn muziek, maar
daarnaast ook graag een volleybal- of tenniswedstrijd floot, kon niet anders
dan toegeven aan de druk van het Sovjet bewind dat hem vermoordde door hem te
laten leven, zoals Barnes schrijft. De niet te dichten kloof tussen artistieke
oprechtheid en persoonlijk geweten maakt van Sjostakovitsj een voorbeeld bij
uitstek van iemand die door het leven in een zware crisis wordt gestort en
daaruit naar boven komt als een lafaard die door anderen met de nek werd
aangekeken.
Dat laatste speelde zich na de tijd van Stalin, toen de
Sovjet-Unie een getalenteerd componist nog steeds goed kon gebruiken om de
communistische waarden uit te dragen. Sjostakovitsj die zeer tegen zijn zin voorzitter
van de Componistenbond was geworden en daar het partijlidmaatschap mee
inbegrepen kreeg, hoefde niet meer bang te zijn om vermoord te worden. Als er
iemand aan de deur kwam bracht die een te publiceren artikel voor de Pravda
waar hij alleen zijn handtekening onder hoefde te zetten. Omdat hij dat deed kreeg
hij de kritiek van vooraanstaande Russische dissenten als Solzenitsyn en
Sacharov op zijn dak. Barnes laat van binnenuit zien hoe dat zover kwam.
Aangrijpend is het beeld van de man die in de nacht op de
overloop, zoals de titel van het eerste deel luidt, op de mensen van de geheime
dienst wacht. Om zijn vrouw en kinderen de inval van de NKVD te besparen, staat
hij in alle eenzaamheid met zijn koffertje voor de lift. Aanleiding voor dit
trieste feit is zijn opera Lady Macbeth uit
het district Mtsenk, die in 1936 door
Stalin werd bijgewoond, werd afgekeurd als niet geschikt voor het volk, hetgeen
het doel van kunst moest zijn. In dit verband haalt Barnes een aardige anekdote
aan over een studente van Sjostakovitsj, die, gevraagd naar het doel van de
kunst, daarop geen antwoord kan geven, zelfs al legt Lenin op een doek op de
achtergrond haar die in de mond. Sjostakovitsj beloont haar in ieder geval met
een hoog cijfer. Over kunst kan niets gezegd worden. Daarover past het zwijgen.
Sjostakovitsj groeide op als zoon van een rentmeester op een
landgoed in de buurt van Sint Petersburg en woonde met zijn ouders in een huis
met verkeerde afmetingen. ‘ De kamers
waren gigantisch maar de ramen piepklein.’ Later acht Sjostakovitsj de
woning symbolisch voor het Sovjetbewind. Hij wordt volwassen in een revolutionaire
tijd waarin de vrije liefde opgang doet en beleeft die met de 19 jarige Tanja
in Anapa in de Kaukasus. Helaas duurt het samenzijn te kort om uit te groeien
tot een levenslange verbintenis. Sjostakovitsj begon met zijn muzikale carrière
maar werd al snel gekapitteld. Een kunstenaar werd gezien als een ingenieur van
de menselijke ziel en diende zijn talent voor het volk aan te wenden, hetgeen
tegen zijn zere been was, zoals uit een fraaie herinnering blijkt:
‘Hij herinnerde zich
een openluchtconcert in een park in Charkov. Zijn Eerste symfonie had alle
honden uit de buurt doen blaffen. Het publiek had gelachen, het orkest was
harder gaan spelen, de honden waren nog meer gaan blaffen, het publiek was nog
meer gaan lachen. Nu had zijn muziek grotere honden doen blaffen. De
geschiedenis was bezig zich te herhalen: de eerste keer als tragedie, de tweede
keer als klucht.’
Zijn tegendraadsheid leidt in 1937 naar het kantoor van de
geheime dienst, maar na een oproep om nog eens goed na te denken over zijn band
met een maarschalk die een coupe poging wilde plegen, hoort hij niets meer. Zijn
leven krijgt een merkwaardig vervolg als Sjostakovitsj de kritiek op zijn opera
pareerde met zijn Vijfde symfonie. Omdat de ironie daarin door Stalin niet werd
begrepen, leidde het tot een rehabilitatie na de Tweede Wereldoorlog, maar vooral
omdat Stalin hem goed kon gebruiken als paradepaardje voor de Sovjet idealen.
Barnes schetst in een soepele stijl, die gemakkelijk leest, het
leven van Sjostakovitsj aan de hand van drie tijdsintervallen: het moment
waarop hij met het eerder genoemde koffertje op de overloop staat te wachten, tijdens
een terugvlucht van een cultureel congres in 1949 in New York waar de Russische
delegatie eerder werd weggestuurd vanwege de ideologische verschillen en
tenslotte vanuit een luxe wagen met chauffeur, waarin hij aan het eind van zijn
leven werd rondgereden als een gevierd componist. Wat het tweede deel betreft was
het jammer dat de naar de Verenigde Staten gevluchte Stravinsky niet op het
congres kwam opdagen. Wellicht had contact met de componist die Sjostakovitsj
zeer bewonderde, maar in een door de partij geschreven toespraak veroordeelde Sjostakovitsj
ander inzicht gegeven. In ieder geval boog hij niet voor Nicolas Nabokov, die,
zo lezen we in het naschrift van Barnes, voor de CIA werkte.
Barnes gebruikt verschillende kwalificaties om de angst van Sjostakovitsj
te beschrijven. Als kind was hij al bang voor grijparmen, op 31 jarige leeftijd
vergelijkt hij zich in gezelschap van vrouwen als een metronoom die altijd verkeerd
staat afgesteld waardoor hij bijna nog met een verleidelijke prostitué trouwde
en nadat hij vader is geworden, voelt hij zich nog steeds een verdwaald
jongetje. Schrikkeljaren boezemen hem schrik in. In een tumultueuze periode van
de Russische revolutie, een tijd die voor de hoofdpersoon maar niet tot rust
wil komen net als eerder gold voor Tony in Alsof
het voorbij is (2011), werd Sjostakovitsj ingezet als pion in het politieke
bedrijf en zijn manier om zich met het gebruik van ironie staande te houden,
had ook zijn grenzen, waardoor hij opgesloten raakte in zijn rol en een man werd
die hijzelf verfoeide. De rol van lafaard was niet eens zo gemakkelijk,
schrijft Barnes. Sjostakovitsj kreeg steeds meer last van tics. Gelukkig klinkt
er tenslotte de ode aan de muziek tijdens een toost op een station met een
bedelaar. De drieklank die de glazen veroorzaken, blijft achter in het hoofd
van de lezer en vormt een aanwijzing dat kunst het altijd wint van politiek.
Hier
mijn bespreking van Alsof het voorbij is.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten