Leven in een verkruimelde samenleving
In deze tweede aflevering gaat het over de rol die
instituties spelen voor onze nationale identiteit. Aan tafel zijn aangeschoven:
politiek filosoof Govert Buijs (zie foto), socioloog Jan Willem Duyvendak en de
Amerikaanse historicus James Kennedy die in Amsterdam Nederlandse geschiedenis
doceert. Het is alleen al leuk van Het Kwintet om de gasten eens te zien en te horen.
Clairy Polak begint zoals inmiddels gebruikelijk is met een
voorbeeld en wel over de politieke standvastigheid van haar gasten tijdens
verkiezingen. Buijs zegt dat inmiddels veertig procent van de kiezers zweeft en
dat hij ook kritischer is in zijn keuze voor een partij. Duyvendak zegt dat de behoefte
groter wordt om zijn lidmaatschap voor zijn partij op te zeggen naarmate hij
het met meer programmapunten oneens is, Kennedy werd afgeraden om lid te worden
van een partij. Als Amerikaan mag hij alleen met lokale verkiezingen meedoen.
Polak vraagt wat de verkruimeling van ons politieke
landschap betekent.
Ad Verbrugge zegt dat de politiek minder kan uitgaan van
volmachten, maar steeds weer de kiezer voor zich moet winnen. Dit betekent ook
een vluchtiger leiderschap.
Polak vraagt welke instituties men, naast de politieke
partijen, belangrijk vindt.
Kennedy noemt een hele rits, van de rechterlijke macht tot
vakbonden en kerken, Duyvendak die organisaties die een normerende invloed
hebben zoals het huwelijk, Kennedy de banken: instituties ontstaan omdat men
zaken niet alleen kan regelen, maar die leiden wel tot de vraag of zo’n
institutie het probleem nog wel oplost, zoals in de huidige tijd met de banken
het geval is.
Dan het verband tussen institutie en identiteit.
Buijs zegt dat dit verband vroeger duidelijker was en nu
meer wordt samengesteld. De zuil van vroeger die een volledige identiteit
verschafte bestaat niet meer. Men is lid van verschillende organisaties. Duyvendak
meent dat alleen een normerende institutie van belang is voor onze identiteit. Naarmate
een organisatie meer nadenkt over normen wordt die institutioneler. Kennedy
denkt dat banken met hun morele code zoiets willen betekenen. Tegenwoordig
zitten we volgens Duyendak in een institutionele leegte. Door het wegvallen van
kerk en zuil moet men meer op eigen benen staan. Buijs meent dat het tegenwoordig
meer om emotie gaat zoals bij de oranjegekte rond de voetbal en het
koningshuis. Verbrugge ziet dat meer als een sublimatie van de onzekerheid over
de eigen identiteit.
Wat is er van de oude instituties geworden?
Verbrugge meent dat zuilen vroeger zorgden voor
identificatie en activiteiten. Nu zijn we allemaal consumenten geworden. Het
morele verschuift naar lichte gemeenschappen, waarbij men niet al te zeer
gebonden is. Volgens Duyvendak laten we ons minder gezeggen dan vroeger. Kennedy
spreekt van een betrekkelijke betrokkenheid, waarbij men niet teveel plichten op
zich wil nemen. Buijs ziet een verschuiving van collectieve anarchie van de
zuilen naar een individuele anarchie.
Wat zijn de gevolgen hiervan?
Volgens Duyvendak kunnen we wel in een verkruimelde
samenleving leven, alleen zijn daarin weinig articulatiemogelijkheden. De vraag
naar onze identiteit wordt knellender, maar men mag het gelukkig met elkaar
oneens zijn. Buijs illustreert onze onzekerheid over onze identiteit aan de hand
van de mistige inhoud van de inburgering. Volgens hem wordt burgerschap
tegenwoordig meer opgelegd en ontwikkelen burgers ook zelf meer initiatieven.
Duyvendak brengt een ode aan de verzorgingsstaat, die voor solidariteit met
elkaar stond. Verbrugge ziet na de afslanking ervan een terugkeer naar het
dorpse, de lokale verbanden.
Verder gaat het om de opvang van etnische groepen die een
eigen identiteit meebrengen die als gevaarlijk wordt gezien in ons redelijk
identiteitsloze landje.
Het was jammer dat er geen relatie werd gelegd naar de
economie die collectiviteit afbreekt en iedereen tot een redelijk willoze
consument maakt, maar verder was het een coherente uitzending en dat is wel
eens anders geweest.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten