Onzekere mensen in een tijd van sterke verandering
In een totaalbeeld scheert Feest van het begin over
een stad in de regen. We kijken naar binnen in een faubourg met een hospice
voor wezen en bij personen die later uitvoeriger worden voorgesteld. Termen als
Nationale Vergadering, een broodopstand en burgerprotest tegen de koning maken
duidelijk dat we ons in het Parijs van de Franse revolutie bevinden. Een tijd
waarin gelijkheid, vrijheid en broederschap nieuwe doelen werden en de oude
tijd niet meer terugkwam.
Tegen deze achtergrond krijgen we te maken met personen die
helemaal niet zo warm lopen voor de revolutie. De vondelinge in het door
strenge nonnen bestuurde hospice voor wezen heeft meer aandacht voor haar lijf.
Berthe, een nakomertje van goede komaf, is anders dan haar familie in de stad
gebleven en gaat de vondelinge leren lezen. Pianomaker Tobias is uit een buurland
afkomstig, Charles verdiende goed als uitvoerder van gerechtelijke vonnissen.
Alleen kunstschilder Gustaphe mag misschien een aanhanger van de revolutie
genoemd worden omdat die hem in staat stelt bekendheid te verwerven.
Op de kunstschilder na zijn het min of meer verschoppelingen
in de nieuwe tijd. Daarmee schetst historicus Van Leeuwen een heel andere kant
van de revolutie, die toch bekend staat als een vooruitgang in de menselijke
ontwikkeling. In het boek passeren deze lieden elkaar, dan wel blijven ze langer
of korter bij elkaar. De vondelinge, die op haar handen kan staan en af en toe
het litteken onder haar voet bekijkt, dat misschien door haar moeder in
aangebracht om haar later nog te herkennen, gaat de pianowinkel van Tobias
binnen omdat Berthe gezegd heeft dat haar handen geschikt zijn voor een
klavecimbel. Berthe koopt er een pianoforte. De vondelinge krijgt een
verhouding met de kunstschilder Gustaphel. Ze poseert voor hem tot hij stikt in
een graat waarna zij op de vlucht slaat. Berthe gaat samenwonen met de oude
bediende van de familie maar wordt langzaamaan door hem uit huis verdreven.
Tobias krijgt, hoewel zijn vrouw Gisèle dat niet prettig vindt, contact met beul
Charles. Zijn precisie als pianomaker maakt hem tot een geschikt persoon om een
guillotine in elkaar te zetten, waarmee de decapitatie pijnlozer gaat.
Van Leeuwen blijft de gebeurtenissen vanaf een afstand
bekijken. Dat past fraai bij het totaalbeeld, maar het verhindert dat de lezer betrokken
raakt bij het wel en wee van de personen die in een lange stoet voorbijtrekken.
Hun verschillende verhalen wisselen elkaar af, één gebeurtenis wordt soms vanuit
meerdere perspectieven belicht. Helaas vindt er geen ontknoping plaats. Het
contact tussen de vondelinge en Berthe leidt, nadat de laatste vanwege een te
persoonlijk contact met haar pupil uit het klooster geweerd wordt, anders dan
verwacht niet tot een nieuwe ontmoeting.
De afstandelijkheid wordt versterkt doordat Van Leeuwen niet
concreet wordt over de historische feiten. Zo spreekt ze over het tweede of het
derde jaar na de vrijheid. Nonnen uit het hospice worden aangeduid met bijnamen
als de non met de negen vingers of die met de langste naam. Het historische karakter
verschuift naar een zedenschets over de menselijke omgang in een tijd met vele
veranderingen.
De taal is poëtisch, maar niet beeldend in de zin dat men
meteen het tafereel voor zich ziet, zoals bijvoorbeeld het begin van hoofdstuk
19: ‘Het is het derde jaar van de vrijheid, het is juli, het is het mooie weer
dat iedereen in juli verwacht. De zon brandt op de daken, werpt schaduwen in
smalle straten met hoge huizen, verguldsel schittert op trotse gebouwen, in de
rivier dansen lichtjes en het vuil droogt op aan de kasseien en vergroeit met
de goten.’
Misschien kan Van Leeuwen een voorbeeld nemen aan de
vondelinge die haast heeft met schoonmaken omdat er nieuwe woorden moeten
worden geleerd in een dode taal die moet blijven leven. Woorden dan die
scherpe beelden oproepen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten