Wim Huijser heeft in zijn leven wel meer dan vijftig boeken
gelezen, maar is ter gelegenheid van zijn vijftigste verjaardag eens langs zijn
boekenkasten gelopen om vijftig boeken te selecteren die hem op een of andere
manier aanspraken, die, anders geformuleerd, iets tegen hem terugzeiden.
Het zijn niet de beste boeken die hij gelezen heeft. Ook
kinder- en jongensboeken vallen onder zijn selectie of een boek met een fraai
omslag. Het gaat niet zozeer om de inhoud maar om herinneringen die om het boek
heen hangen, waarover hij een pagina schrijft met daarnaast een afbeelding van
het besproken boek en dan wel van de uitgave die hij in zijn kast heeft staan. Na
het lezen van Strikt (2003) van Minke
Douwesz gaat hij op zoek naar het dijkhuisje waar de hoofdpersoon, de dertig jarige
psychiater Idske Wolters, woonde.
Huijser is geen onbekende op literair gebied. In de stukjes
leren we hemzelf ook enigszins kennen. Hij komt uit Dordrecht, uit een dominees
gezin, werd geïnspireerd door zijn leraar Nederlands, maar stond zelf slechts
enkele jaren voor de klas. Hij werd gegrepen door de poëzie van Cees Buddingh,
die zijn pen in beweging bracht. Hij heeft over deze dichter en andere
onderwerpen ruim tien publicaties op zin naam staan. Eind jaren tachtig kreeg
hij door Bob den Uyl een prozaprijs uitgereikt Eline Vere (1898) is en blijft zijn jeugdliefde.
Huijser vertoeft veel in Groot-Brittannië, het land bij
uitstek van de literatuur en van de boekwinkeltjes. Hij schrijft hoe hij daarin
grasduint en met Utopia Parkway (1997),
een biografie over Joseph Cornell, een geniale kastjesmaker uit Brooklyn, in de
rugzak weer de winkel uitstapt.
‘De terugtocht zal straks lichter gaan. Weliswaar een kilo
zwaarder, en elke stap uphill. Maar ook zwevend van geluk: Utopia bestaat.’
Daarmee vergelijkbaar is zijn aankoop van Herinneringen aan een engelbewaarder
(1998) tijdens een tocht op zijn racefiets. Als hij aan een picknicktafel aan
het lezen slaat, bedenkt hij dat mensen wel een vreemd idee over hem moeten
hebben.
Zijn laatste stukje betreft geen boek maar de documentaire Op afstand (2000) over een gesprek van Michaël
Zeeman met Philip Roth, waarin twee mannen op een bijzondere wijze samen hun
liefde voor literatuur delen. Al eerder in Bij
wijze van inleiding komt Roth ter sprake als hij sombert over de toekomst
van de literatuur. Niet eens omdat het fysieke boek dreigt te verdwijnen, maar
omdat men tegenwoordig geen behoefte meer lijkt te hebben om over bewustzijnsprocessen
te lezen.
In het Nawoord schrijft
Huijser over een boekenschrift dat hij sinds 1984 bijhoudt. Het idee kwam van De Plezierfactor ; nut en genot van het boekenschrift (1990) van Felix Eijgenraam.
Die noteerde steeds na elk boek met een code hoeveel plezier hij aan een boek
had beleefd en aan het eind van het jaar kon hij dan de plezierfactor van dat
jaar berekenen..
In 50 maal lezer
spat de plezierfactor er vanaf. Die werkt aanstekelijk op de lezer, die zelf
ook eens voor zijn boekenkast gaat staan en dierbare herinneringen voelt
opwellen: aan leraren die zo mooi konden vertellen, aan boeken die men in het
buitenland kocht, zoals de gedichten van William Wordsworth op vakantie in het
Lake District. Liefde voor literatuur blijkt bijna net zo echt als de persoonlijke
liefde.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten