Tien vertalers van romans uit acht verschillende landen toeren
door het land als kennismaking met de uitreiking van de Europese Literatuurprijs
2015, die later dit jaar wordt uitgereikt. Op de longlist staan twintig romans,
de shortlist wordt eind mei bekend gemaakt in Spui 25 in Amsterdam.
Tijdens de bijeenkomst in Haarlem werkt Athenaeum Boekhandel
Haarlem voor de eerste keer samen met Blokker Boekhandel uit Heemstede. Coen Vermaas
en Arno Koek zitten daarom het slotgesprek voor met Niek Miedema en Harm Damsma
die Tijdsmeters van David Mitchell
vertaalden, Liesbeth van Nes met Tot
ziens daarboven van Pierre Lemaitre en Pietha de Voogd met Het zwart en het zilver van Paolo
Giordano. Vooraf krijgen de vertalers een kwartier de tijd om over hun
vertaling te vertellen. Zoals gebruikelijk bijt initiator Andrea Kluitmann de spits
af, met dezelfde inleiding als vorig jaar, die zo gevat en hilarisch is, dat
het geen straf is om daar weer naar te luisteren. Het is bijvoorbeeld grappig
dat ze de ring toont - die ze als kind uit een kauwgomballenautomaat haalde - waarmee
ze zichzelf onzichtbaar kon maken. Terloops zegt ze dat ze die niet aan haar
vinger zal schuiven om het programma niet in het gevaar te brengen. Tussen de
inleidingen van de vertalers door zien we animaties van Kabo Lam en Michiel Moormann.
Niek Miedema en Harm Damsma vertellen alternerend over drie Engelstalige
schrijvers van wie zij het werk vertalen: Joseph O’Connor (de broer van Sinead),
Michel Faber en David Mitchell. Het probleem was dat deze drie schrijvers
allemaal op hetzelfde moment een dik nieuw boek publiceerden. De vertalers
krabten zich achter hun oren en besloten heel hard aan het werk te gaan om alle
vertalingen zo snel mogelijk klaar te krijgen.
Ze lezen tijdens het vertalen elkaars teksten en verbeteren
die. Als er problemen zijn, praten ze er net zo lang over tot ze eruit zijn.
Bij Mitchell stuitten ze meteen op het probleem van de titel The bones clock. Ze kwamen er niet uit,
waarop directeur Lidewijde Paris Tijdmeters voorstelde. Damsma was zeer te
spreken over zijn kennismaking met de opstandige puber Holly
Liesbeth van Nes vertelt over haar uit het Frans vertaalde roman
aan de hand van beelden op het projectiescherm. Het boek gaat over de Eerste
Wereldoorlog. Van Nes werd gefascineerd door de angst die de bloederige strijd in
de loopgraven opriep. Op de omslag van het boek Cru van Jean Norton (zie foto) staat een poilu, letterlijk een behaarde, een
soldaat met boeken aan zijn bajonet gespietst. Hij verbeeldt daarmee alle
boeken die onwaarheden over de loopgraven verkondigden. Van Nes liet zich
leiden door boeken die wel de waarheid vertelden, zoals Ceux de 14 van Maurice Generoix, dat tot haar spijt nooit in het
Nederlands werd uitgegeven.
Het verhaal van Tot
ziens daarboven gaat over twee heel verschillende jongemannen, boekhouder Albert
en kunstenaar Éduouard, die elkaar in de loopgraven bijstaan. Éduouard verliest
daarbij zelfs zijn onderkaak. De invaliden worden in het Frans gueles cassées
genoemd, een term die in het Nederlands niet bestaat en daarom door Van Nes
steeds anders werd vertaald. Ze gaat ook in op de vertaling van de
soldatentaal, waarvoor ze Nederlandse militairen raadpleegde.
Pietha de Voogd komt op herhaling. Vorig jaar praatte ze
over Het menselijk lichaam, nu over
het dunnetje van 160 pagina’s Het zwart
en het zilver, waarin het weer over dysfunctionele menselijke relaties
gaat. Het verhaal kan kort samengevat worden. Het gaat, met allerlei
tijdsprongen voor- en achteruit, over een jong gezin dat een hulp in de
huishouding heeft die Signora A. genoemd wordt. Deze Signora laat het gezin na
haar dood verweesd achter laat. Volgens de Itialiaanse media heeft Giordano met
zijn derde roman zijn toon gevonden. Datzelfde geldt volgens De Voogd voor zijn
vertalers. Na zijn debuut De eenzaamheid
van de priemgetallen was hij nogal onzeker over zijn literaire prestatie,
maar inmiddels is hij zelfbewuster.
De Voogd gaat in op de vertaling van Signora A. Omdat ze in
het Nederlands geen equivalent vond liet ze de term staan. Ze gaat ook in op Maarten
Steenmeijer die in zijn recent uitgegeven boek Schrijven als een ander (ook een dunnetje van 160 bladzijden, rs) beweert
dat een vertaler een medeschrijver is en goed Nederlands moet schrijven. Het brengt
De Voogd tot de vraag aan de zaal waaraan men de voorkeur geeft: goed
Nederlands of een meer letterlijke vertaling, waarbij een hortende stijl
zichtbaar kan worden en ook culturele aspecten een plaats hebben.
De vraag is volgens Arno Koek, die het slotgesprek inleidt,
een inkoppertje. De zaal ziet het liefste de cultuur niet overboord gegooid. Damstra
brengt in dat het overbrengen van de culturele achtergrond moeilijker is
naarmate die meer verschilt van de onze, zoals de Zuid-Amerikaanse cultuur. De aanwezige
vertalers kiezen ervoor om een nawoord te gebruiken om die achtergrond uit
leggen.
Verder gaat het over moeilijk te vertalen woorden en de neologismen
die vertalers bedenken. Miedema had het zwaar met de fantasy van Mitchell. Volgens
Damstra moet men steeds weer bedenken welke oplossing men kiest. In boeken voor
jongere lezers laat hij vaak het Engels staan, omdat dit zich steeds meer in
het Nederlands opdringt.
Op de vraag hoe het is om met duo’s te werken antwoordt De
Voogd dat men dezelfde sociale achtergrond moet hebben om goed te kunnen
samenwerken. Tenslotte gaat het er nog over hoe goed men de brontaal moet
kennen om te kunnen vertalen. Van Nes heeft gemerkt dat een perfecte beheersing
daarvan soms de doeltaal in de weg staat.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten