Optimistisch verhaal over een hond die troost biedt in het kamp
De novelle In memoriam
Mizzi uit 1956 is een eerbetoon aan een hond Mizzi, die in de oorlogsjaren
een troost was voor kinderen in Westerbork. Ida Simons hanteert in het
autobiografische verhaal dezelfde positieve pen als in De dwaze maagd (1963). Te midden van de kaalslag onder lotgenoten
bewaart Simons haar zonnige humeur. Mede omdat ze het verhaal schrijft voor
haar zieke zoon Jan, aan wie de novelle ook is opgedragen.
Mizzi is een bijzonder beest. Het gevluchte Duitse stel
Keppler heeft den hond, die lacht uit Wenen meegenomen en toestemming gekregen hem
in Westerbork bij zich te houden. Tijdens de bezoeken van Ida aan de kampdokter,
die zorg draagt voor haar aan difterie lijdende zoon Jan, vertelt zij over de
troost die van het spelen met de hond uitgaat. De dokter, vanwege zijn bochel
de Kleine Dokter genoemd, heeft een andere patiënte, Hannele, die gebaat zou
zijn met de omgang met de hond. Het meisje heeft ernstige longproblemen en kan
ook wel wat afleiding gebruiken. Lang duurt de toestand van harmonie niet.
Hannele, haar ouders en de Kepplers worden op transport gesteld en nemen de
hond in een doos mee.
In het vervolg (dat in het leven niet vaak gegund is, zo
staat geschreven) hervindt het gezin Simons de anderen in kamp Theresiënstadt
ten noorden van Praag. Onderkoeld schrijft Ida over het transport naar
Theresiënstadt met de zieke Jan op schoot. ‘Sindsdien
ben ik heel wat onverschilliger geworden wat hygiënische maatregelen aangaat.’
De hond blijkt ingevorderd door de kampcommandant en wordt nog later door een
officier meegenomen naar Praag. Keppler, die denkt dat de oorlog snel voorbij
zal zijn, zegt tegen Ida dat ze straks nog langs Praag moeten om de hond op te
halen. Later wordt dat een omweg langs Dresden, waar de hond mee naartoe wordt
genomen, omdat het in Praag te gevaarlijk wordt. Maandelijks krijgt Keppler
bericht over de toestand van zijn hond, maar na het bombardement op Dresden hoeven
ze daar ook niet meer naartoe en kunnen ze gewoon meteen naar huis.
Alles heeft een voordeel, hoor ik Ida Simons denken. Altijd
is wel iets goeds te distilleren uit het kwaad. Het menselijk optimisme is
onuitroeibaar, ook al is de Kleine Dokter, die na spertijd nog een patiëntje
bezocht, doodgeschoten en heeft ook de hond het loodje gelegd.
In het uitgebreid Nawoord
geeft uitgever Eva Cossee informatie over het verloop van de oorlogsjaren
voor het gezin Simons. Na een verblijf in een kasteel in Barneveld en in de
kampen in Westerbork en Theresiënstadt verkrijgen ze bij een uitruil van
gevangenen in Zwitserland in februari 1945 de vrijheid, waarna Ida haar
pianocarrière omzet in een literaire. Het geven van concerten werd haar te
zwaar. In 1946 debuteert ze met de dichtbundel Wrange oogst waarin ze zich volgens Cossee veel somberder uitte
over het nabije verleden en in 1956 bracht ze onder pseudoniem de bundel Slijk en sterren uit met twee novellen,
waaronder In memoriam Mizzi.
Het is de vraag waarom de andere novelle niet bij is
gevoegd. Dat had meer gewicht gegeven aan dit wel erg karige boekje, waarin
elke letter lijkt meegenomen. Hondenliefhebster Charlotte Mutsaerts is in ieder
geval de perfecte ambassadrice voor dit verder fraai uitgegeven boekje met
mooie tekeningen en foto’s, onder andere van Ida Simons uit 1933, voordat ze een
pianorecital geeft.
Hier
mijn bespreking van De dwaze maagd.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten