Adembenemend spel rond oorlogstrauma
Het toneelbeeld maakt meteen indruk. Over de lengte van het
podium bevindt zich een opstelling die eerst doet denken aan een enorme vitrinekast,
daarna aan een bunker en tenslotte aan een desolate onafzienbare woestijn. Dat kan
allemaal. Het laatste is nog het meest waarschijnlijk door de fraaie lichtinval
met een felle gele kleur. In dit decor ligt een jongeman op zijn rug met een
bal in zijn handen. Alles aan hem drukt spanning uit. Hij lijkt de bal nodig te
hebben om zijn spanning ergens op te kunnen richten.
Al gauw begint hij te praten over de ISAF missie, waarmee
hij is uitgestuurd. Hij heet Thomas maar werd Berk genoemd omdat zijn huid in
het warme land sterk vervelde. Zijn verhaal is net zo indrukwekkend als het
decor waarin hij zit. Hij praat alles aan elkaar, heden en verleden, zijn
huidige leven en zijn leven als soldaat. Hij zit verschanst, is doof aan één
oor en zijn vriendin Nicole heeft hem in de steek gelaten. Hij heeft alleen contact
met de eigenaar van de woning waarin hij zich bevindt. Die zet dagelijks een
fles water voor hem neer. Hij drinkt en hij pist. Als de pis wit is, is er
niets aan de hand. Hij zet de fles met redelijk witte pis aan de zijkant naast
de andere flessen in allerlei kleuren, variërend van wit tot bruin.
In zijn eenzaamheid komt er bezoek van een man in een militair
pak van de ISAF. Berk deinst achteruit. De militair blijkt de vader van een
omgekomen vriend. Hij is net zo getraumatiseerd als Berk, maar uit dat anders.
De dood van zijn zoon is in zijn hoofd gaan zitten. Ook hij is in de steek
gelaten. Zijn vrouw is weggegaan en zijn baan is hij kwijtgeraakt. Hij verdiepte
zich in de oorlog door de eeuwen heen en waardeerde in zijn stille huis het
gezelschap van muizen. Hij maakte zich zorgen over een muis die verdween. ‘Ik
sleep je er wel doorheen, muis,’ zei de vader, terwijl hij een kast naar voren haalde
maar de muis was foetsie.
Het is een aangrijpend voorbeeld van wat de vader vertelt,
het verdriet dat in hem gekropen is. Een trauma wordt niet beleefd als een
trauma. De nare gebeurtenis wordt vergeten tot die het leven gaat verkleuren. Alles
gaat gewoon verder, zegt Berk, die nog middenin de shit zit. Zijn terugkomst van
zijn missie was net zo gewoon als zijn vertrek. Hij zat bij zijn ouders in de
auto die het aan hem over lieten wat hij meedeelde. Te zeggen was er beide
keren niets. Daarna begon de ellende. Deze wordt zichtbaar gemaakt in de
mimiek, in de wanhoop die zich in de mannen heeft ingegraven. De vader idealiseert
zijn kind, ziet diens eerste schoentjes voor zich en vindt zichzelf terug met
een fles water op de arm, Berk heeft het gevoel dat hij op een roltrap staat en
bewogen wordt zonder zelf iets te doen.
De vader wil dat Berk meegaat naar de plek waar zijn zoon
omgekomen is, maar Berk voelt daar weinig voor. Hij waant zich schuldig aan de
dood van zijn vriend, die in dezelfde jeep zat toen die op een bermbom reed. De
mannen vinden tenslotte toch een manier van omgaan, van verzoening, van
eerherstel. Dat wordt, op basis van een voorbeeldige tekst van Rik van den Bos,
in Leger mooi uitgewerkt. De titel
duidt al op de kaalheid. Het onvermogen om gruwelijke ervaringen te delen. Vorig
jaar maakte Coen Verbraak de boeiende documentaire Veteranen in therapie waarin uitgezonden soldaten in een groepstherapie
hun gebroken leven zo goed en zo kwaad als dat gaat langzaam weer op orde
krijgen. Ik zou het Berk gunnen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten