Welcome, reader! According to Antony Hegarty in this second decade of the new century our future is determined. What will it be? Stays all the same and do we sink away in the mud or is something new coming up? In this blog I try to follow new cultural developments.

Welkom, lezer! Volgens Antony Hegarty leven we in bijzondere tijden. In dit tweede decennium van de eenentwintigste eeuw worden de lijnen uitgezet naar de toekomst. Wat wordt het? Blijft alles zoals het is en zakken we langzaam weg in het moeras van zelfgenoegzaamheid of gloort er ergens iets nieuws aan de horizon? In dit blog volg ik de ontwikkelingen op de voet. Als u op de hoogte wilt blijven, kunt u zich ook aanmelden als volger. Schrijven is een avontuur en bloggen is dat zeker. Met vriendelijke groet, Rein Swart.

Laat ik zeggen dat literaire kritiek voor mij geen kritiek is, zolang zij geen kritiek is op het leven zelf. Rudy Cornets de Groot.

Do not go gentle into that good night, Old age should burn and rage at close of day; Rage, rage against the dying of the light. Dylan Thomas.

Het is juist de roman die laat zien dat het leven geen roman is. Bas Heijne.

In het begin was het Woord, het Woord was bij God en het Woord was God. Johannes.



dinsdag 31 januari 2017

Recensie: De wereld van gisteren (1990), Stefan Zweig


Memoires over stukvallend Europa lezen als een trein

Stefan Zweig (1881-1942) beschreef, voordat hij samen met zijn tweede vrouw in 1942 zelfmoord pleegde, in Brazilië zijn herinneringen aan Europa, dat van een gecultiveerde en stabiele samenleving veranderde in een gebied van moord en doodslag. Geboren in een welgesteld joods gezin in Wenen, hoofdstad van de Habsburgse rijk, maakte Zweig eerst de ondergang van dat rijk mee en vervolgens de opkomst van het nationaal socialisme. Zijn relaas is uitermate actueel. Ook nu weer wordt aan de grenzen van Europa getornd en wordt de Europese gedachte van alle kanten ondermijnd, niet in de laatste plaats door de Europese Unie zelf. Het lezen is daarom een deja-vu ervaring. Het is te hopen dat men dit keer lering trekt uit het verleden en niet weer de fout maakt om opgehoopte spanningen met geweld te willen oplossen, want dat kent alleen maar verliezers, hoe hard de burgers in de verschillende landen net als nu ook schreeuwden om een oplossing van hun problemen.

Zweig tekende zijn herinneringen op zijn zestigste op zonder documentatiemateriaal om zich op te baseren, maar misschien maakt dat juist ook wel de charme van zijn memoires uit. Hij verliest zich niet in details, maar houdt de lijn van zijn leven op een boeiende manier strak. In het begin constateert hij dat hij overal een vreemdeling is geweest. Met smart kijkt hij terug op de gouden eeuw van de Oostenrijkse monarchie met keizer Franz Joseph als boegbeeld. Nooit had hij het idee dat daar een einde aan zou kunnen komen. De cultuur floreerde en de joden namen daarin een belangrijke plaats in. In die tijd reisde men nog zonder paspoort, zoals hij naar India. Af en toe stelt hij zichzelf ook vragen waarop hij zelf het antwoord niet weet zoals waarom hij zich liet goedkeuren voor het leger.

Het schoolsysteem was dermate ouderwets en autoritair dat jongeren liever de stad in gingen om zich te laten informeren over de wereld. In de Weense koffiehuizen was genoeg te ontdekken wat dat betreft. De sfeer was heel preuts in die dagen. Zweig herinnert zich een tante die zich doodschrok toen haar man haar in de huwelijksnacht wilde uitkleden. Hij is jaloers op de hedendaagse jeugd die met minder taboes te maken heeft. Zelfvertrouwen werd hen niet vanzelf aangereikt. Veel leerde hij van de Universitas Vitae, zoals de titel van een hoofdstuk luidt. Hij kwam daardoor tot zijn eerste dichtbundel Silberne Salten, al vond hij die later te extatisch. Hij noemt het een geluk dat hij werd opgenomen in een literair tijdschrift van de latere zionist Theodor Herzl. Het is prachtig zoals Zweig hem in zijn hoedadigheid als literaire redacteur beschrijft. Daarna volgen nog vele andere portretten van belangrijke lieden die hij ontmoette, waaronder Rudolf Steiner, Walther Rathenau en Sigmund Freud.

Reizen door Europa maakten van Zweig een kosmopoliet. Zijn dienstplicht als oorlogsschrijver maakte dat mogelijk. In 1917 stopte het werk en verbleef hij in Zürich. Hij voelde zich vooral op zijn gemak bij geestgenoten als Rilke, Rodin en Yeats, die hij bezocht. Ook verkende hij India en de Verenigde Staten. Met de Franse dichter Romain Rolland, die een essay tegen de oorlog schreef, deelde hij een sterk Europees bewustzijn in de tijd dat het nationalisme in opkomst was. Ook met de Belg James Ensor had hij een sterk saamhorigheidsgevoel. Al deze kunstenaars hadden een bloedhekel aan de oorlog die tussen hun landen woedde. Aan de grens met Oostenrijk zag Zweig troonopvolger Karl in 1918 de wijk nemen. Het neutrale Zwitserland was een hemel geweest vergeleken bij het armoedige land waarin hij terugkeerde. In zijn huis op een berg in Salzburg was het vooral koud. De geldontwaarding maakte het leven er niet gemakkelijker op. Eerst kwamen de Duitsers naar Oostenrijk om zich zat te drinken, daarna ging het andersom. De breuk met de traditie bood kansen, maar helaas werden die niet verwezenlijkt. De Volkenbond die Woodrow Wilson oprichtte kreeg door onderlinge onenigheid geen voet aan de grond.

Zweig maakte vanaf 1919 met zijn vrouw - die dan voor het eerst en voor het laatst wordt genoemd – opnieuw reizen naar omliggende landen. In Italië zag hij de opkomst van het fascisme, in Berlijn de orgieën van de decadente elite. De nieuwe Mark leidde tot een normalisering van het leven tot 1933 toen Hitler aan de macht kwam. Zweig brak door met zijn werk, naar eigen zeggen vanwege zijn weerzin tegen wijdlopige beschouwingen. Anders dan vele auteurs bleef hij zelf liever anoniem. In 1928 bezocht hij Rusland op uitnodiging om te spreken op het landgoed van Tolstoi. Zweig begreep dat anderen gegrepen werden door de Russische revolutie, maar zelf hield hij afstand. Hij had weer contact met Gorki die eerder in ballingschap leefde in het Italiaanse Sorrento. Terug in Oostenrijk beleefde hij een culturele opleving in zijn stad vanwege de Salzburger Festspiele. Het was wrang dat hij vanuit zijn huis uitkeek op een berg waar zijn aartsvijand woonde. Zelf hield hij zich behalve met schrijven bezig met het verzamelen van manuscripten van culturele coryfeeën.

De samenwerking met Richard Strauss viel in ongenade bij de nazi’s, vandaar dat hij naar Londen ging om lucht te happen. Een intimiderende huiszoeking in 1934 maakt dat voor langere tijd in Londen verblijft. Hij woont een boeiend debat bij tussen de schrijvers Shaw en Wells, bezoekt in 1936 een PEN congres in Argentinië, gaat nog een laatste keer naar zijn moeder in Wenen, die aan het begin van de oorlog overlijdt. Hij is blij dat haar veel lijden gespaard is gebleven, maar treurt zelf om het verlies van zijn land, dat zich een jaar daarvoor onder dwang bij Duitsland aansloot. Hij praat daarover met Freud, die later ook naar Londen kwam. In Bath trad hij nog in ondertrouw, maar door het rumoer over de komende oorlog werd er niet meer getrouwd. De verdere reis en het verblijf in Brazilië met zijn tweede vrouw komen niet meer aan de orde. Uiteindelijk is Zweig machteloos tegen het noodlot, zoals uit een fragment uit het begin van zijn boek blijkt:

Tegen mijn wil ben ik getuige geworden van de vreselijkste nederlaag van het verstand en de meeste woeste triomf van de beestachtigheid in de beschreven geschiedenis; nog nooit – ik noteer dit absoluut niet met trots, maar met schaamte – heeft een generatie zo’n morele terugval, van zo’n geestelijke hoogte, doorgemaakt als de onze.’

De fraaie vertaling van Willem van Toorn in de reeks Privé domein maakt het lezen tot een genot. De stijl van Zweig is, net als zijn herinneringen, van superieure kwaliteit.

Hier de site van het Stefan Zweig genootschap.

maandag 30 januari 2017

Recensie: Onheilig (2016), Roos van Rooswijk


Hallucinerende taal van zieke vrouw beneemt lezer de adem

Het romandebuut Onheilig van Roos van Rijswijk (1985) kreeg eind vorig jaar een vorstelijk onthaal. Het verhaal over een moeilijke moeder zoon relatie, vertelt in negen hoofdstukken waarin we afwisselend de zieke moeder Angelique horen en over haar zoon Miguel, blijft echter niet op het hallucinerende hoge niveau waarop de roman begint. In het eerste hoofdstuk, geschreven in briefvorm door de Amsterdamse Angelique de Waal aan haar behandelende psychiater Jacoba, lezen we in een vervreemdende stijl met verrassende wendingen over haar moeilijke leven en haar doodswens op een manier die in de verte aan een klaagzang van Jan Arends doet denken, maar dan in een moderner tijd geplaatst:

’Wat is de hel, Jacoba? Ik denk dat de hel is voor altijd moeten voelen hoe je alles gemist hebt. Het constante geluid van kinderen in doodsangst, de immer aanwezige geur van mandarijnen, nergens wijn, nergens weed, een elk kwartier het stokje van een goedkope ijslolly moeten slikken.’  

Behalve van Jacoba ontvangt vijftiger Angelique ook steun van haar vriend Leendert die werkzaam is in een coffeeshop en weed meebrengt om haar fysieke- en levenspijn te verminderen. Dat is wel af te lezen van de manier waarop ze schrijft. Dat Angelique flink in de slappe was zit na de erfenis van haar verongelukte man Alfons, maakt haar leven niet gemakkelijker. Het feit dat ze een zoon heeft van een verder onbekende Mexicaan, met wie ze ooit een slippertje maakte, zorgde voor de nodige uitstoting. Haar zus met wie ze nog wel contact heeft, is een voorbeeld van het gebrek aan hartelijkheid dat Angelique in haar omgeving ontmoet. Haar taalgebruik is doorspekt met gekte zoals veelvuldige verwijzingen naar de vallende ziekte.

Het tweede hoofdstuk wordt verteld vanuit de wereld van Miguel die, om een nieuw leven te beginnen, zijn intrek heeft genomen in het niet noemenswaardige plaatsje Nieheim in het westen van Duitsland. Hij woont daar in een woning op een berg die hij zelf heeft opgeknapt en verdient samen met zijn oersterke maar net zo domme landgenoot Jorge, grote fan van de band Unheilig, de kost met klusjes en kersen plukken. om in het onderhoud te voorzien. Ze voetballen in hun vrije tijd in een park en geven hun geld uit in de kroeg van Eduard waar ze andere voetballers ontmoeten.

De grap is dat de moeder een brief naar haar zoon stuurt maar daar geen reactie op krijgt. Ze reist naar hen toe terwijl de jongens op dezelfde tijd naar Amsterdam gaan en moeder en zoon elkaar dus nimmer bereiken. De moeder neemt haar intrek in een hotel en hoort in een lokaal museum over de woning van haar zoon waar ze een kijkje neemt, de jongens huren een huis via Airbnb, dat echter hun verblijf niet helemaal zonder schade overleeft. De verlatingsangst is in de roman te snijden. De gedachten van Miguel aan zijn Mexicaanse vader zijn nooit ver weg. Daarnaast is er ook sprake van een hond Wodan die er helemaal niet is, maar die later in de gedaante van een kat die jongens opnemen.

Van Rijswijk werpt flarden van dit verhaal naar de lezer als zijn het brokken voor een hond. De lezer mag daaruit zelf zijn eigen beeld scheppen, zoals in het geval van het scheermes dat Miguel in het Airbnb pand vindt. Het is mooi dat Van Rijswijk de lezer de gelegenheid geeft de gedachten zelf af te maken, maar daarmee overtuigt ze, ondanks een overweldigend begin, nog niet helemaal. In deze eerste roman zet ze echter wel de toon met een geheel eigen stem die nieuwsgierig maakt naar meer.


zondag 29 januari 2017

The greatest party on earth (2016), documentaire van Hassan Amini


Bombastisch feest moest het moderne Perzië op de kaart zetten.

The greatest party on earth werd in 1971 gehouden in de oude hoofdstad Persepolis ter gelegenheid van het 2500 jarig bestaan van het Perzische rijk, gesticht door Cyrus de Grote. De in die dagen heersende sjah Mohammed Reza Pahlavi was minder verlicht dan de grondlegger en riep met zijn exorbitante feestplannen veel verzet op onder de arme bevolking. Een aantal jaren later moest hij dan ook het veld ruimen voor een islamitische regering onder leiding van de door de sjah verbannen leider Khomeini.

Hassan Amini heeft veel hooi op de vork genomen door in een uur tijd van alles te willen zeggen over het feest, waar veel staatshoofden vanuit de hele wereld bij aanwezig waren, waaronder natuurlijk ook prins Bernard (zie foto), maar ook de context te schetsen van het regime van Mohammed Reza die in 1941 het stokje van zijn vader overnam toen die door de geallieerden werd afgezet vanwege het heulen met de nazi’s. Diens zoon was slecht voorbereid op zijn rol en voerde steeds meer repressie uit, waardoor hij de steun van de bevolking langzaam aan kwijtraakte. In 1967 liet hij zich al eens tot koning der koningen uitroepen, hetgeen veel zegt over zijn megalomane ideeën, iets dat heersers vaker overkomt, tot de dag van vandaag aan toe.

We horen van verschillende zijden over het feest dat in de woestijn gepland stond. Na de eerste verkenningen was er geen weg meer terug omdat de uitnodigingen al waren verstuurd. Met vliegtuigen werd gif over het gebied uitgestrooid om het vrij te maken van ongedierte zoals slangen en in het zand een bos te planten van bomen uit Versailles. Het organisatiecomité wendde zich opnieuw naar Parijs voor luxe tenten en liet ook honderdvijftig ton voedsel en de duurste wijnen importeren. Een journaliste van de Washington Post vertelt dat uit Spanje vijftig duizend mussen gehaald werden die door de warmte en het watergebrek na drie dagen dood uit de lucht vielen.

Een studentenvertegenwoordiger zegt dat tijdens het feest de universiteit gesloten werd en dat vertegenwoordigers zoals hij opgepakt werden. Hij toont zijn voeten om te zien hoe hij gemarteld werd. In een vraaggesprek is de sjah er tevreden over dat zijn land verhoormethoden toepast die in andere ontwikkelde landen ook gebruikt worden. De studenten hadden toch al weinig rechten. Het lezen van studieboeken kon al aangemerkt worden als een daad van verzet. Liever hield men het volk dom. De toenmalige minister van Buitenlandse Zaken vond een feest niet eens zo’n slecht idee, al zag hij ook wel dat geld en status de sjah blind maakten.

Het feest duurde drie dagen. De gasten werden op het vliegveld van Shiraz ontvangen, in Mercedessen naar Persepolis gereden en aldaar verwelkomd met een toespraak van de sjah die begon met de gevleugelde woorden: ‘Slaap, Cyrus. Wij zijn wakker.’ Daaraan voorafgaand was het dringen om in de grote tent te komen. Een zandstorm stuurde een en ander in de war en er ontstonden grote rijen voor de ingang. Binnen wist men ook al niet wat te beginnen, maar het diner was van een enorme overdaad, alles ingevlogen vanuit Parijs en gekoeld door een gigantische ijsmassa. De geluids- en lichtshow viel door de kou enigszins in het water maar daarna kon men de gerieflijke tenten opzoeken met alles erop en eraan. De tweede dag volgde een defilé en de laatste dag werd nog een bezoek aan Teheran gebracht waar een groots monument was opgericht ter ere van de staat en zijn vorst. Nog enige jaren heeft de sjah van zijn macht mogen genieten want in 1979 werd hij na een volksopstand gedwongen zijn land te verlaten en het roer over te geven aan ayatollah Khomeini, ook niet meteen een man die de harten van de seculiere Iraniërs won.   

Hier meer informatie op de site van de VPRO. Daarop ook een fragment uit het Polygoonjpurnaal. Hier mijn verslag van de bijzondere documentaire The queen en I over het leven van Farah Pahlavi, de vrouw van de sjah naar de ballingschap.

zaterdag 28 januari 2017

Theaterrecensie: De Shakespeare Club, De Gemeenschap, Toneelschuur, 27 januari 2017


Commentaar op rollen in paleisdrama kan enige leegte niet verhullen

De Shakespeare Club was de voorloper van de huidige COC, die inmiddels alweer haar zeventigste jubileum vierde. Het was een club in de jaren veertig en vijftig waar mensen met afwijkende gevoelens en ideeën gehoor vonden. In het theaterstuk met dezelfde naam wordt die uitlaatklep verbeeld doordat de acteurs rond de scènes uit een paleisdrama uiting geven aan hun eigen misère.

De voorstelling begint met een prachtige klaagzang van prinses Velvet. Ze maakt zich los uit het statsieportret op de achtergrond en brengt in het volle licht haar treurnis ter sprake, al wordt dat niet meteen opgepikt door een lacherig publiek. Al gauw echter begrijpt men dat het haar menens is: ze lijdt onder haar lesbische gevoelens waarmee ze geen kant op kant, temeer omdat haar moeder haar geen enkele ruimte geeft. De tekst waarmee Velvet haar ongenoegen naar voren brengt is sterk, met sappige details over boerenmeiden in het hooi en een leven in een poezenmand waar men niets liever doet dan elkaar likken.

De koningin, gespeeld door Christine van Stralen, is het prototype van hooghartigheid, zoals het statige maar stijve Elisabethiaanse kostuum laat zien. Ze verbiedt haar dochter om naar een sportveld te gaan om een meidenteam aan het werk te zien en in de kleedkamer nog even van de bezwete lijven te genieten. De moeder wil dat Velvet aan een man komt. Een echte heteroseksuele relatie zal haar bevrijden van haar ingebeelde gevoelens.

De ijzige tirade is aanleiding om in het stuk in te breken. Anil die de rol speelt van de vriend van de homoseksuele kroonprins Espin, stelt de praatjes van Christine aan de orde. Hij wijst op de emancipatoire bedoelingen van de club, maar veel gehoor vindt hij niet bij haar. Ze wordt als koningin alleen maar narriger omdat haar zoon, vroeger zo’n lieve jongen en na de dood van de aan lager wal geraakte koning een steun, ook al andere dromen heeft dan die van een saaie troonopvolger.

Het taalregister dat de koningin hanteert is heel wat volkser dan dat van de prinses. Dat blijkt al uit de uitspraak van de koningin op de flyer, namelijk dat ‘ Something is rotten in this rotland.’ Het land waar ze op doelt is haar eigen kleine koninkrijk dat niettemin veel werk kost, terwijl ze zich op geen enkele manier gesteund voelt door haar kinderen. De lessen die huisleraar Sousou aan Espin geeft, komen ook al niet van de grond. De leraar die voor elk gat te vinden is, vindt dat de kroonprins maar eens de bloemetjes buiten moet zetten. Hij bekent het publiek dat hij het als oudere homo niet gemakkelijk heeft en in plaats zich in het uitgaansleven te storten ’s avonds op de bank Proust leeft, al is dat ook niet verkeerd

In een scène die, net als vaker, te weinig aan de verbeelding overlaat, zien we de ontmoeting tussen Espin en de minder geciviliseerde Concul tot stand komen. Het taalregister van de laatste staat haaks op dat van het hof en valt daarmee uit de toon. Natuurlijk is de moeder geschokt over de volgens haar gedegenereerde relatie tussen haar zoon en zijn vriend, maar niet veel later moet ze van Sousou vernemen dat haar dochter met bittere kruiden een eind aan haar leven gemaakt heeft.

In plaats van tot het besef te komen dat vrijheid en ruimte op zijn plaats zouden zijn in haar kleine koninkrijk, houdt ze halsstarrig vast aan haar eigen principes. Ze haakt af en komt als Christine nog eens om haar zaak te bepleiten in het gezelschap dat zich afvraagt of een afwijkende mening wel gepast is binnen hun gezelschap. Eerder al zei Christine dat ze alleen maar lekker wilde spelen en verder niets. Helaas werd door die opvatting een dramatische ontwikkeling aan het publiek onthouden. Het idee van tekstschrijver Rob de Graaf om de spelers commentaar te laten leveren op hun rollen, leverde niet het spektakel op dat men zou verwachten en kon daarmee, de fraaie kostuums ten spijt, een zekere leegte niet verhullen.

Hier meer informatie en foto’s op de site van De Gemeenschap. De foto op de omslag is niet van Sanne Peper, maar van Casper Koster, zo meldde me een medewerker van De Gemeenschap.

bijgewerkt op 30 januari om 19:45 uur. 

Filmrecensie: Finding Neverland (2004), Marc Forster


Opgenomen in een verbeelding die over de dood reikt.

Drie jaar na de nogal gelikte film Monster’s ball kwam Marc Forster met het heel wat innemender Finding Neverland, waarin Johnny Depp en Kate Winslet (zie poster) mooie rollen vervullen als de toneelschrijver James Matthew Barrie die in het Londen van begin 1900 inspiratie zoekt bij weduwe Sylvia Davies met haar vier schattige en fantasierijke kinderen.

James Barrie heeft weinig fiducie in zijn laatste productie. Vanuit de coulissen houdt hij de gezichten van het publiek in de gaten, die hem niet erg geruststellen. Zoals gewoonlijk gaat hij de volgende dag met zijn hond  het park in om te schrijven. Hij ontmoet daar een van de kinderen Davies die onder zijn bank gekropen is en doet een act met zijn hond als zijnde een beer voor het gezin in het gras. Het is aardig dat Forster daarbij beelden monteert van een circus, waar men met een beer danst, al zullen strenge dierenbeschermers daar niet zo blij mee zijn.  

Thuis vertelt James over de ontmoeting aan zijn vrouw Mary. Ze kent die familie wel. Ze weet dat de man van Sylvia aan kaakkanker overleden is en dat de moeder het gezin in financiële zin bijstaat. Ze vraagt haar man om het gezin uit te nodigen voor een etentje. Dat gebeurt ook, maar dat valt niet helemaal in goede aarde bij Mary, omdat haar man zich erg kinderlijk gedraagt, vindt ze. Ook de moeder van Sylvia, iemand van de discipline, kan zijn gedrag niet goedkeuren, maar zoon Peter (een prachtrol van Freddie Highmore) is meteen gegrepen door zijn werk als schrijver en krijgt van James een leeg boek. 

Terwijl James de avonturen, die hij met de kinderen beleeft, beschrijft, maakt hij zich zorgen over Peter die volgens hem veel te snel volwassen wordt. Hij vertelt dat aan Sylvia, die zegt dat Peter de dood van zijn vader nooit verwerkte. James herkent dit. Hij maakte dat zelf mee na de dood van zijn eigen broer, de oogappel van zijn moeder.

James wil tegen de zin van de producent in het nieuwe stuk dat hij bedacht heeft op de planken brengen. De acteurs kijken vreemd op van de rollen van kinderen en zelfs die van hond die ze moeten spelen. De zoons hebben inmiddels hun eigen stuk klaar, geschreven door Peter en spelen dat voor James en Sylvia, die met een akelige hoest de eerste tekenen van ziekte vertoont. Dat maakt Peter zo wanhopig dat hij zijn stuk van ellende uit het boek scheurt.  

De toestand wordt er niet beter op als Sylvia, bang om weer met een akelige ziekte geconfronteerd te worden, niet naar het ziekenhuis wil. Mary van haar kant vindt dat James veel te veel in dat andere gezin is. Ze stelt hem een ultimatum en dreigt te vertrekken naar een vriend die James eerder in hun huis ontdekte, maar James kan zijn handen noch van de voorstelling, noch van de zieke Sylvia aftrekken. Hij zet door en reserveert plekken in de zaal voor kinderen uit een weeshuis die het nette publiek op sleeptouw nemen. Omdat Sylvia te ziek is, laat hij een aangepaste uitvoering spelen in haar huiskamer, waardoor ook zij, net als de kinderen en de moeder van Sylvia, opgenomen worden in een verbeelding die tot voorbij de dood reikt. 

Finding Neverland is gebaseerd op het toneelstuk The man who was Peter Pan van Allan Knee. De bedoelde man heeft betrekking op ware gebeurtenissen uit het leven van de toneelschrijver Barrie (1860-1937), iemand met een grote fantasie, die ook in Finding Neverland  te zien is en waaruit in 1904 Peter Pan ontstond, een stuk over een jongen die niet wilde opgroeien. Die jongen was weer een oudere broer van Barrie die op veertien jarige leeftijd met schaatsen verongelukte en in de herinnering van zijn moeder nooit groter werd.    

Hier de trailer van Finding Neverland, hier mijn bespreking van Monster’s ball.

vrijdag 27 januari 2017

Een Griekse winter (2016), documentaire van Ingeborg Jansen


Bevolking van Thessaloniki zwaar in de kou

Ingeborg Jansen gaat, na een aantal documentaires over schrijnende sociale kwesties in Nederland - zoals Verlegen om woorden en Schuldenaars, beide uit 2015 - de grens over en komt in de Griekse stad Thessaloniki bij een broer en een zus die een tankstation hebben maar in de winter ook stookolie verkopen. Terwijl Evdokia in het tankstation blijft om inwoners van olie te voorzien, gaat haar broer Tasos met een tankwagen de buurt door om bestellingen af te leveren. Probleem is dat men soms de rekening niet kan betalen, waardoor men de kleine onderneming voor een dilemma stelt. Jansen portretteert behalve de goedwillende broer en zus ook buurtbewoners die door de crisis nauwelijks nog kunnen rondkomen. Tussen door zien we beelden van mensen die in het afval scharrelen en daklozen die op straat slapen. De televisie in het kantoor van het tankstation kondigt een halvering van de pensioenen aan. Echt een Griekse wlnter.   

De kijker hoort meteen al van de dilemma’s als Evkovia aan haar broer vertelt dat er die avond laat nog een vrouw belde omdat ze meteen olie nodig had. Haar kinderen zitten in de kou. Tasos bromt dat hij zal zien wat hij kan doen. De broer is geen gemakkelijke zoals blijkt uit het contact dat hij met zijn medewerker Stelios heeft. Hij scheldt de jongeman die te laat bij de tankwagen arriveert de huid vol. Anderzijds vertelt hij heel geduldig tegen Jansen over zijn werk. Het stookolieseizoen loopt van oktober tot april. Hij kan in die tijd niet ziek worden omdat alleen hij op de tankwagen kan rijden. Om niet te veel meegesleept te worden door de problemen, houdt hij het liefst afstand tot zijn klanten. Hij weigert niet om olie te leveren als    men niet kan betalen, want hij weet met    wie hij te maken heeft.   

Evokia vertelt dat de wijk net een dorp is en dat ze problemen van de inwoners kent. Vanwege de bezuinigingen koopt men minder olie per keer dan vroeger. Ze zegt dat men na de crisis is afgemaakt. Ze wil best haar klanten die niet kunnen betalen helpen, maar dan dreigt ook de ondergang van de onderneming. Ze doet het dan ook niet om ruzie met haar broer te voorkomen. Ze is wel van slag over een oude vrouw die verder niemand heeft. Ze denkt dat het beter voor haar is om, net als Tasos doet, afstand te houden van de problemen van anderen. Ze is in ieder geval blij dat haar broer de onroerendzaakbelasting betaald heeft. Een man vraagt een lagere prijs omdat het om vluchtelingen gaat. Evokia zegt hem dat ze dat met haar broer zal opnemen.   

Een ouder stel vervoert een jerrycan met olie naar hun appartement. De kat kruipt meteen naast de kachel. De man (zie foto) heeft hem Tsipras genoemd omdat hij net zo sluw is als de premier. Voor hem heeft de man geen goed woord over. Hij maakt zich vooral zorgen over zijn kinderen die lage lonen krijgen. Een werkloze verkoper belt over een baan, terwijl zijn zoon zit te gamen. Na het ontslag was het onmogelijk nog ergens aan werk te komen. Hij had wat geld gespaard voor moeilijke tijden maar dat is nu zo’n beetje op. Zijn vrouw maakt zich zorgen om hem. Een advocaat zegt dat niemand nog geld heeft. Een jongere vrouw krijgt geld van een kennis om olie te kopen. Ze laat haar appartement ook vaak koud. Ze was kleermaakster maar alle kledingfabrieken zijn verdwenen. Ze vraagt zich af hoe het ooit zover heeft kunnen komen.   

 Aan het eind van het winterseizoen moet Tasos bellen met klanten die een betalingsachterstand hebben. Het is een hele klus om de 30.000 euro aan openstaande rekeningen binnen te halen, maar gelukkig stuurt hij nog geen incassobureau op hen af.

Hier de trailer van Een Griekse winter op de site van Een van de jongens. Hier mijn bespreking van Verlegen om woorden, hier die van Schuldenaars.

donderdag 26 januari 2017

E-Team (2014), documentaire van Katy Chevigny en Ross Kauffman


Moedige verslagen voor een onwetende wereld

De documentaire E-Team van Katy Chevigny en Ross Kauffman is een persoonlijk portret van vier leden van de Human Right Watch (HRW) die de meest erge oorlogsmisdaden tegen burgers onderzoekt. De documentaire is opgedragen aan journalist James Fowley die in 2014 het leven liet na onthoofding door Islamitische Staat.

E-Team staat voor Emergencies Team en begint met de Noor Ole Solvang en de Russische Anna Neistat die in 2013 naar Syrië gaan om daar een massaslachting door clusterbommen te onderzoeken. Als ze daar zijn en mensen daarover ondervragen, vliegt er juist weer een vliegtuig over die de gemoederen sterk in beroering brengt.
Het tweetal volgde twee jaar eerder in hun woonplaats Parijs beelden van demonstraties tegen Assad die tot marteling en dood konden leiden. Daarop troffen ze voorbereidingen om undercover naar Syrië te gaan en de toestand met eigen ogen waar te nemen, getuigen van misdaden te interviewen en bewijzen te verzamelen.

Fred Abrahams, de oprichter van het team, die eerder de val van Milosevic bespoedigde en met Anna skypt over de toestand daar, gaat in 2011 zelf met Peter Bouckaert naar Libië, omdat er geruchten zijn over een massa slachting onder gevangenen van Khadhafi in Tripoli. Peter, die in de buurt van Genève op een boerderij opgroeide en woont, is blij dat hij iets kan doen tegen het onrecht in de wereld. Na het einde van de burgeroorlog onderzocht het tweetal ook misdaden die begaan werden door de rebellen.

Anna houdt juist in Moskou een persconferentie over de bomaanslagen op de Syrische bevolking, omdat de Russen op de hand van Assad zijn. Het verwijt van een journalist dat ze deel uitmaakt van een samenzwering legt ze naast zich neer. Zelf groeide ze op in de tijd van de perestrojka en probeerde haar klasgenoten over te halen uit de Jonge Pioniers te stappen, hetgeen haar bijna op verwijdering van school kwam te staan. Ze bezoekt haar ouders die zeggen dat zij gestopt zijn met roken, terwijl Anna de ene sigaret na de andere aansteekt. Ze belt meteen met het hoofdkantoor van de HRW in New York over de ontwikkelingen.  

In 2012 zijn Anna en Ole opnieuw in Syrië om een bombardement in Aleppo te onderzoeken. Ze zitten in een schuilkelder en voelen zich niet erg veilig. Hun tolk, die Engels leerde door Shakespeare te lezen, vertelt dat zijn vrouw zwanger is en Ole kan hem de hand schudden omdat Anne ook zwanger is. Als ze horen dat er bommen zijn gevallen op Azaz spoeden ze zich daarheen en doen verslag van de verwoestingen. Terug in Parijs praten ze over hun gevoelens met de twaalfjarige zoon van Anna. Volgens Anna kan de jongen die graag gamet, zich geen voorstelling maken van de dood.

In het hoofdkantoor in New York bespreekt men samen met Anna en Ole de oproep om een no fly zone in te stellen. De leidinggevende vrouw betwijfelt of men hieraan gevolg zal geven. In ieder geval bindt Poetin wel in als de HRW met sterke aanwijzingen komt over een aanval met gifgas door Assad.

Het is inmiddels alweer drie jaar geleden dat de documentaire het eerst werd vertoond en nog steeds is de oorlog in Syrië niet voorbij. Het risicovolle werk van leden van de HRW blijft daarmee van levensbelang voor mensen in Syrië en elders in de wereld.

Hier de trailer op Netflix, hier meer over de vier personen op de site van E-Team.

woensdag 25 januari 2017

De prijsvechter (2017), driedelige serie van Ronald Duong en Marijn Frank


Westerse consument en burger in conflict met elkaar

Er is tegenwoordig in voordeelwinkels veel te koop voor weinig geld. Prijsvechters maken, net als in de lucht, de winkelstraten onveilig. Kopen is het nieuwe kijken, zegt Ronald Duong in een van zijn vele oneliners. Maar wat is de prijs daarvan? De vraag of we in een consumentenparadijs leven of in een wegwerpmaatschappij had van mij niet gesteld hoeven te worden. Dat een prijsvechter een toonbeeld van onze gelijkheid zou zijn, gaat er al helemaal niet in. Het gaat er eerder hoe we een einde maken aan al die verspilling.

Aflevering 1: Goedkooplust

Ronald gaat met een huisvrouw naar een Action, waar de artikelen bijna niets kosten. Ze vraagt zich niet af hoe dat kan, maar beschouwt de winkel als een paradijs en heeft de lage prijzen ook nodig om met haar gezin rond te komen.

Ons koopgedrag wordt door onbewuste factoren bepaald, zegt een neuromarketeer die dat goed weet uit te buiten. Marijn Frank laat haar hersenen doormeten terwijl aan haar artikelen voorbij trekken. Ze hoort dat haar oog al beslist heeft voor ze zelf een keuze heeft gemaakt. Een hersenonderzoeker zegt dat onze keuzes door pijn en verlieservaringen gekleurd worden. De prijzen in de voordeelwinkel gaan onder de pijnprikkel door. Pijnvrij winkelen heeft de winkelstraat ingrijpend veranderd, zegt Ronald.

Econoom Brando Milano zegt dat onze uitgaven paradoxaal genoeg gestegen zijn door de goedkope artikelen. Deze hebben een ware spullentsunami veroorzaakt. Ronald onderzoekt dit aan de hand van een goedkope windlicht. Door de liberalisering van de wereldhandel maakt China dit soort producten voor de westerse markt. Omdat geen importeur in Nederland daarover iets kwijt wil, gaat Ronald met een visitekaartje van de denkbeeldige firma Trupp naar een speelgoedstad in China. Hij hoort daar dat Lego blokjes daar tachtig procent goedkoper zijn. Patenten zijn geen probleem. Rechtszaken daarover worden simpel gewonnen. Zelfs speelgoedfabrikant Jumbo haalt de plastic onderdelen van spellen uit China. Anders zou een spel te duur worden voor de Nederlandse markt.

Door de inzet van de Chinese werknemer wordt er in West Europa steeds minder geproduceerd, hetgeen een verschraling van de middenklasse tot gevolg heeft. Door meer voor minder te kopen maken we onszelf werkloos. Milano zegt dat de lonen wereldwijd dichter bij elkaar komen, maar dat de kloof tussen rijk en arm in de westerse landen groter wordt. Dat is de ironie van de globalisering die door westerse leiders als Carter werd ingezet. De vraag is of we goedkoper kopen omdat we minder te besteden hebben of dat we minder te besteden hebben omdat we goedkoop kopen.

Aflevering 2: Kopen we ons arm?

Ronald is in de speelgoedstad Shantou. Hij loopt door een kolossale winkel waar alle artikelen die in de duizenden fabrieken gemaakt worden, uitgestald liggen. Tussendoor kan men een massage krijgen. De artikelen zijn allemaal van dezelfde soort: plastic, kleurig en goedkoop. Ronald vraagt zich af wie de enorme productie tegen de laagste prijzen in gang heeft gezet en komt uit op de Fransman Pascal Lamy, voormalig medewerker van de WTO en architect van de vrijhandel die zegt dat er hierdoor minder armoede in de wereld is.

Alan Tonelson, schrijver van het boek Race to the bottom wijst erop dat het gebrek aan regulering op milieugebied en die van de rechten van arbeiders tot een proces heeft geleid dat door de titel van zijn boek wordt uitgedrukt. De centrale overheid heeft moeite om de toestand in het land te beheersen. In Hong Kong spreekt Ronald met May Wong, die namens een ngo de arbeidsomstandigheden in China in de gaten houdt. Ze stelt dat Chinese arbeiders de dupe worden van de lage productiekosten. Ze worden bijvoorbeeld ziek van giftige stoffen waarmee ze werken. Ronald gaat met haar iets drinken en zet zijn windlicht - volgens Wong een product van uitbuiting - op tafel voor een romantisch effect. Volgens haar doet de vakbond weinig aan rechten van arbeiders.

Wie niet hapt naar de baas kan zijn eigen gang gaan, zoals ondernemer Cornelius Bakker die in China een mallenfabriek heeft. Sinds de stijging van de lonen zijn de slaapzalen steeds minder in trek. Men woont liever in een eigen appartement. Ronald constateert dat migranten toch nog vaak in een slaapzaal wonen, om geld te besparen, waarmee ze later een eigen bedrijfje kunnen beginnen. Milano spreekt van een precariaat dat werk verricht dat ook door machines kan worden gedaan, maar blij is met het feit dat men toch werk heeft. Ronald bezoekt ook een gezin dat inmiddels een eigen appartement bezit. De man komt uit een boerenmilieu en heeft hard moeten werken om zich daaruit bevrijden. Hij toont foto’s van een vakantie van vijf dagen naar Thailand en hoopt dat zijn zoon meer vrijheid zal hebben om zijn eigen leven te bepalen.

Milano wijst op de groei van de Chinese middenklasse. Een olifantengrafiek toont aan dat de westerse middenklasse klem zit tussen de Chinese middenklasse en de klasse van de westerse superrijken. Volgens Lamy is dat ook een verklaring voor de opkomst van Trump. In de Amerikaanse Walmart in China liggen voornamelijk Chinese artikelen. Een terugkeer naar de oude situatie acht hij nauwelijks mogelijk, want dat maakt producten alleen maar duurder. Eerder ziet hij door technologische vernieuwing een wereldwijde concurrentie ontstaan. Terwijl de westerse burger steeds bozer wordt, is de consument blij met de goede artikelen. De spagaat is onprettig maar een uitweg niet zo gauw te vinden.

Aflevering 3: Het plastic paradijs

Ronald gaat maar weer eens naar China, naar Ibou dit keer, waar een showroom staat die alle in de stad vervaardigde artikelen voor wegwerpprijzen etaleert. Omdat veel van de enorme toevloed aan artikelen wordt weggegooid als men het genoeg vindt en liever weer iets nieuws koopt, ontstaat veel milieuschade. Chinezen zelf volgen de aanwijzingen van Feng Shui over de inrichting van hun huis en halen minder rotzooi in huis. Ronald spreekt met geoloog Jan Zalasiewicz die stelt dat we in het antropoceen leven waarin de menselijke productiedrift het aanschijn der aarde veranderd heeft. De mineralenproductie is de laatste decennia enorm gegroeid, waardoor roofbouw wordt gepleegd op de aarde. Dana Winograd van Plastic Free Seas wijst hem op al het plastic dat zich in de baai van Hong Kong verzameld heeft, zelfs al is het nog geen eb. Ze geeft ook een buisje met kleine stukjes plastic die overal terecht komen. Laborante Heather Leslie spoort plastic resten zelfs op in bier en in flessenwater. Michel Scholte wijst Ronald op de maatschappelijke kosten van wegwerpartikelen die niet in de prijs verdisconteerd zijn, want anders zouden die producten veel duurder zijn.

Merijn mag ook weer meedoen. Ze bezoekt Atelier Maarten Baas, waarin de naamgever, een ondernemer, die duurzaamheid voorop heeft staan en ook uit China importeert, maar dan houten en geen plastic meubelen. Ze spreekt ook een medewerker van Rosti Mepal, een Nederlandse kunststofpionier, die stelt dat zij tenminste de productie en consumptie van wegwerpartikelen tegenhouden. Hun lunchboxen en – bekers gaan immers lang mee.

Ronald eindigt in stad waar alle zaklantaarns ter wereld gemaakt worden. Ook zijn windlicht staat in een showroom, al komt die uit een andere fabriek dan het licht dat hij in zijn rugzak heeft. Een meisje rekent voor hoeveel meer korting hij krijgt naarmate hij grotere hoeveelheden afneemt. Hij gaat naar de fabriek waar zijn windlicht gemaakt wordt, alleen helaas niet in die maand, maar hij spreekt wel met een ontwerper die zegt dat hij het zeshoekige licht heeft ontworpen naar een Nederlands model en dat het voor een fabrikant goed is dat mensen veel kopen. Zalasiewicz spreekt daar tegenover van een aantasting van de biodiversiteit door veranderingen die veel sneller gaan dan vroeger. Hij denkt dat we aan de vooravond staan van massa uitsterving.

Helaas was de montage in de drie aflevering niet zo sterk, waardoor een nogal warrig beeld ontstond van een probleem dat op zich heel duidelijk is. Het gaat er, zoals ik in de inleiding al stelde, alleen om hieraan iets te doen en liefst zo snel mogelijk. Mogelijk geeft Tegenlicht hierop een antwoord want die heeft ook een aflevering over het antropoceen gepland.  

Hier meer informatie op de site van de VPRO

dinsdag 24 januari 2017

Annelies Verbeke over Halleluja, VPRO Boeken, 22 januari 2017


In een parade verschijnen de personages

Het is steeds meer een genoegen om Annelies Verbeke te horen. De nuchtere Vlaamse met een oorspronkelijke geest vertelt dit keer aan Jeroen van Kan over haar nieuwe verhalenbundel Halleluja, die echter niet meteen een aanprijzing voor de hemel is, gelukkig niet misschien zelfs. Bijzonder is dat in de verhalen steeds iemand terugkomt uit een eerder verhaal en dat ze allemaal te maken hebben met beginnen of eindigen.

Van Kan begint over de titel die iets omineus in zich heeft.
Verbeke antwoordt dat het zelfs niet nodig was om een persoon in de bundel die uitroep te laten doen. Ze zag daar in ieder geval van af.

Van Kan wijst op het gebrek aan communicatie tussen de personages.
Verbeke zegt dat iedereen zijn eigen verhaal heeft, zijn eigen werkelijkheid maakt. Dat thema komt terug in haar eerdere werk, zoals in Dertig dagen over een Afrikaanse klusjesman in de Belgische Westhoek. De onderlinge communicatie blijft moeilijk omdat iedereen in zijn eigen fictie leeft en men elkaar niet kan bereiken.

Van Kan vraagt naar het hoofdthema van de bundel.
Verbeke zegt dat begin en eind een belangrijk element van de bundel uitmaken, maar dat dit niet het belangrijkste is. Ze houdt van eenheid in een bundel en vindt dat het vergankelijke en het terminale daar boven uit steken. Behalve het extatische zijn er ook nog vele andere tonen in de verhalen te horen. In Hamelen gaat over een ratttenvanger en begint extatisch maar verandert van toon, daarnaast is er een verhaal over een alter ego die in een oude zieke beer verandert. Verbeke wilde eerst alle verhalen aan dat alter ego ophangen, maar veranderde van idee. Ze houdt ervan een irreëel element in haar verhalen op te nemen, een verborgen laag omhoog te halen. Het begrip voor het raadselachtige staat dichtbij haar.

Van Kan herinnert zich een verhaal over een vrouw die in een ander leven terechtkomt.
Volgens Verbeke is het idee om ergens anders opnieuw te moeten beginnen, een nachtmerrie. Korte verhalen lenen zich, meer dan een roman, tot een experiment.

Van Kan begint over de personages in de verhalen die zeer uiteenlopend zijn.
Verbeke ziet ze gewoonlijk als een parade aan zich voorbij trekken. De leiders komen terecht in haar romans, de anderen lenen zich voor verhalen. In een roman zet ze eerst de lijn uit naar het einde, in verhalen geeft ze het verhaal meer de ruimte om zichzelf te laten afwikkelen.

Van Kan vraagt hoe het is om afscheid van haar personages te nemen.
Verbeke zegt dat in ieder verhaal een persoon uit het vorige terugkomt. Ze wil zichzelf niet herhalen en zoekt steeds weer naar nieuwe invalshoeken. Ze slaat graag een nieuwe weg in. Af en toe is er de angst voor uitputting, dat de parade stokt. Ze is wel verbonden met haar personen. Houdt van mensen die afwijken, een eigen geaardheid hebben.

Jeroen van Kan vindt haar opmerking dat de mensheid het besnuffelen waard blijft, een mooie afsluiting.  

Hier mijn verslag van het gesprek van Wim Brands met Verbeke over Dertig dagen, hier de website van Annelies Verbeke.

maandag 23 januari 2017

Twan Geurts over De nieuwe paus, VPRO Boeken, 22 januari 2017


Nuancering beeld van de enige paus die Nederland voortbracht

Theoloog en journalist Twan Geurts (1950) schreef een publieksbiografie, zoals dat heet, over de enige paus die Nederland heeft voortgebracht, Adrianus van Utrecht (1459-1523). Over de Nederlanderschap valt een en ander af te dingen, zegt Geurts, want hij groeide dan wel op in Utrecht en bezocht de Latijnse school in Zwolle, maar studeerde daarna in Leuven en gedroeg zich als een kosmopoliet in de tijd van Karel de Grote. Ook de Duitsers claimen deze paus, net als de uitvinder van de boekdrukkunst. De titel zal evenwel het Nederlandse publiek aanspreken.

Jeroen van Kan merkt op dat Adrianus net te laat kwam om zich als humanist te onderscheiden.
Geurts antwoordt dat hij in het staartje van de middeleeuwse kerkopvatting leefde, maar wel een vernieuwer was. Hij leefde net iets eerder dan de Rotterdammer Desiderius Erasmus, die de Griekse klassieke schrijvers las. Dat Adrianus die niet kende maakt een groot verschil.

Van Kan noemt Adrianus een diep religieuze man en vraagt zich af of hij zijn botte karakter aan zichzelf of aan zijn tijd te danken heeft.
Geurts denkt dat het ook wel een karakterkwestie is. Adrianus werd gevormd door de Moderne Devotie, een hervormingsbeweging van geestelijken en leken onder leiding van Geert Grote die vooral eenvoud nastreefde, samenleefde in de steden en goede werken verrichtte. Zijn ernstige levenshouding is hierop terug te voeren. De Moderne Devotie was een voorloper van volgende hervormingsbewegingen en een inspiratiebron, zowel voor Adrianus als voor Erasmus. Ook Luther, een derde hervormer, zat op een school van de Moderne Devotie.

Van Kan gaat door op de tragiek om net te laat te komen in de geschiedenis om invloed te hebben op de loop ervan.
Geurts zegt dat hij in politieke zin te laat, maar voor Rome te vroeg kwam. Hij kreeg het niet voor elkaar om Frankrijk en Duitsland te verenigen in de strijd tegen de Ottomaanse sultan die voor de poorten van Wenen stond en kon het wereldse beleid van zijn voorganger Leo X niet ombuigen. In zijn rede in 1522 waarin hij zijn benoeming aanvaardde joeg hij zijn omgeving tegen zich in het harnas. De spanning om tegenstellingen te verzoenen kostte hem volgens Geurts de kop. Hij gedroeg zich als een bekrompen Nederlandse dorpspastoor en ging ten onder aan stress. Toch was Adrianus een vakkundig diplomaat voordat hij naar Rome vertrok. Daar sloeg hij om zich heen in een poging de Augiasstal te zuiveren en sloot hij zich op samen met andere Nederlanders.

Van Kan wil het hebben over het karikaturale beeld dat van Adrianus bestaat.
Geurts antwoordt dat men denkt dat hij weinig van zijn baan bakte en vervolgens vergiftigd werd. Hij wilde dat benauwde beeld nuanceren, want het was een hondsmoeilijke klus voor de man en hij kreeg ook weinig tijd van de Medici uit Florence die het stokje van hem overnamen en de oude situatie herstelden.

Van Kan vraagt wat Geurts tijdens zijn studie over Adrianus verrast heeft.
Het verbaasde Geurts dat Adrianus zo’n gedreven man was, besluitvaardig om de kerk te veranderen. Hij plantte een zaadje voor het latere concilie van Trenteu H GG . Pas postuum ontving hij daarvoor erkenning.

Hier de auteurspagina van Twan Geurts op de site van de uitgeverij.  

zondag 22 januari 2017

Theaterrecensie: Emilia Galotti, Toneelschuur Producties, Toneelschuur, 21 januari 2017


Drama rond huwelijk burgermeisje met graaf zet met twee voeten in de moderne tijd

Op de dag dat mensen overal ter wereld tegen de beëdiging van Trump demonstreren, wordt de nieuwe Toneelschuurproductie Emilia Galotti van Maren Bjørseth, die debuteerde met Een bruid in de morgen, ten doop gehouden. Voor de deuren van de benedenzaal van de Toneelschuur wacht al een opgewonden menigte alsof het een schoolreisje betreft. De roem is de productie vooruit gesneld. De beeltenis van Emilia (zie foto van Sanne Peper) staat het hele seizoen geprononceerd op het jaarboekje en is moeilijk uit het geheugen te wissen. De première luidt de productie in samenwerking met Toneelgroep Amsterdam feestelijk in.

De knappe Emilia komt op langs de zijkant van het eigentijdse decor met half doorzichtige witte vliegengordijnen, die iets doen vermoeden van hetgeen we te zien krijgen maar het precieze nog aan het oog onttrekt. Zingend, maar met een dolk in de hand. Ze plant het wapen in het midden voor het decor en verdwijnt weer, maar heeft daarmee het publiek alvast gewaarschuwd voor het door Lessing in 1772 bewerkte drama van de Romeinse schrijver Livius. De betrokkenheid van het spelerscollectief wordt tot uitdrukking gebracht door de rode kuipstoeltjes waarop de niet actieve spelers zitting nemen en daarbij verbonden blijven met de scènes die zich voor het gordijn afspelen. 

Het drama speelt zich af rond een voorgenomen huwelijk van het burgermeisje Emilia met graaf Apiani dat doorkruist wordt door de prins en zijn assistent, markies Marinelli. Een eerdere list leidt nog niet tot resultaat, maar een tweede brengt Emilia in handen van de prins, al legt Apiani daarbij het loodje en is de interventie van de prins nogal doorzichtig. Dat neemt niet weg dat er de nodige gewetensnood ontstaat, ingebracht door de geslepen Marinelli met de vraag in hoeverre Emilia zelf een aandeel heeft gehad in de uitkomst. Opeens is alles onzeker en staan we met twee benen in de moderne tijd.

In de eerste scène zien we de prins die verveeld de klachten van het volk behandelt. Hij krijgt de formulieren door het gordijn aangereikt door Marinelli en gooit ze achteloos op de grond. Ook een verzoek om een onderhoud met zijn voormalige minnares gravin Orsina laat hem koud. In zijn hoofd heeft zich een fascinatie vastgezet voor de deugdzame Emilia Galotti, die, zoals Marinelli vertelt, dezelfde dag nog met Apiani zal trouwen. Zoals dat gaat in adellijke kringen, meent de prins dat hij recht op haar heeft. Marinelli beraamt een plan om Apiani weg te voeren en de prins gaat, in de vrees dat Apiani weigert, alvast naar de kerkdienst waar Emilia haar trouwdag zal beginnen. De vader en moeder van Emilia, allebei in stemmig grijs, hebben zo hun eigen ideeën over de bemoeienis van de prins.

Het gordijn valt met een klap als Emilia na de dienst krijsend bij haar moeder binnenkomt, waardoor uitzicht wordt geboden op een enorm rond bed dat als een roze suikertaart de hele voorstelling blijft domineren. De moeder luistert met grote interesse naar de avances die de prins in het kerkportaal haar dochter maakte. Lustgevoelens gaan dwars tegen het verstand in en maken dat beslissingen gekleurd worden door emotie. De weinig passievolle Apiani zelf is blij dat tenminste zijn bloed weer stroomt als hij het voorstel van Marinelli geweigerd heeft. Tegen de hogere adel staat hij echter machteloos en een door Marinelli geënsceneerde roofoverval moet hij met de dood bekopen. Inmiddels zit Emilia gevangen in het lusthof van de prins en dient ze, terwijl Marinelli haar jonge benen nog zedig bij elkaar brengt, naar zijn pijpen te dansen. De pinguïndans die de groep af en toe tussen de scènes uitvoert, doet denken aan de onverbiddelijkheid van de vaste vormen, de wit geschminkte gezichten van de behoudzuchtigen geven daar eveneens uitdrukking aan. In een dramatische slotscène tussen Emilia en haar gewetensvolle, maar onmachtige vader krijgt de voorstelling een fatale wending.  

Diewertje Dir, die eerder al De wilde eend van Maren Bjørseth opschudde, speelt de rol van Emilia met verve en weet de gevoelens van een jong meisje dat op weg is om een een vrouw te worden, maar in de knop gebroken wordt, heel subtiel en overtuigend neer te zetten. Dat geldt ook voor Sieger Sloot als haar vader. Hij maakt helemaal waar wat Thomas Lamers in zijn beschouwing vooraf stelt, namelijk dat het zelfstandig nadenken in die tijd steeds meer ruimte krijgt. De komische noot wordt door Keja Klaasje Kwestro ingebracht in de rol van de hilarische maar net zo wanhopige gravin Orsina. Een mooi uitgelicht beeld van haar wellustig karakter wordt al in de eerste scène getoond, maar later krijgt ze volop de kans haar nood als in de steek gelaten geliefde te uiten. De andere drie spelers - Jip van den Dool als de prins, Hannah van Lunteren als de moeder van Emilia en Vanja Rukavina als Marinelli – maken, samen met het prachtige decor en het geluidsontwerp van Wessel Schrik het geheel tot een goed geoliede productie. De champagne na afloop smaakte daarom vorstelijk.

Hier de teaser, waarin hoofdrolspeler Diewertje Dir opgemaakt wordt tot het mooiste meisje van het land, hier de voorbeschouwing door Thomas Lamers, hier mijn bespreking van Een bruid in de morgen, hier mijn bespreking van De wilde eend, hier een interview met Diewertje Dir (Kemna, 13 januari 2017).

Op de rand van het geluk (2015), documentaire van Wil Mathijs


Desolate beelden van armoede zo dichtbij ons

De Belgische filmmaker Wil Mathijs (1977) maakte na de morbide documentaire Cells (2014) een aangrijpend portret van een groepje Bulgaren dat zonder papieren in een niemandsland aan de rand van Gent op het braakliggend terrein van het vervoersbedrijf verblijft. Sinds de aansluiting bij de Europese Unie in 2007 heeft een groep Bulgaren besloten hun geluk te beproeven in West Europa. Daarvan wonen er zo’n 7500 bij Gent, maar sommigen komen wel erg bedrogen uit.

Hoofdpersoon Stefan scharrelt tussen het afval. Hij is vooral geïnteresseerd in hout waarmee ze het vuur brandend houden. Lopend naast zijn fiets komt hij aan bij het armoedige onderkomen, tussen de spoorbaan en een hoge flat. Hij woont daar met Niki en zijn moeder en zijn eigen vrouw of moeder, al zijn er soms ook andere mensen rond het vuur te zien zijn. Mathijs registreert en legt weinig uit. Er wordt veel gerookt en de sfeer is somber. Bij een woonhuis vult men lege flessen met water. Men eet vaak voedsel dat over de datum is. Stefan zegt dat hij geen papieren heeft en daardoor ook geen uitkering, eten, huis, werk en helemaal geen geluk. De mannen proberen wat geld te verdienen met strooptochten naar ijzer en koper en dat te verkopen. Als de mannen op een dag terugkomen, horen ze dat er een vrouw van de Sociale Dienst is langsgekomen die gedreigd heeft hen weg te sturen. Ze vragen zich of af het echt zo’n vaart zal lopen, maar het zou ook kunnen dat de gemeente hun illegale verblijf niet wenst te tolereren.

Mathijs filmt met lange slepende beelden, die maken dat het onbehagen in het lijf van de kijker gaat zitten. Het is bijna kerst en koud. Een hulpverleenster komt naar Stefan toe en wil wel een collega polsen of hij toch geen identiteitsbewijs kan krijgen. Er wordt gebeld met het thuisfront, dat er financieel nog slechter aan toe is dan de groep in België en dat geld wil.

Twee maanden later is Renigar, de vrouw van Niki, bij de groep gekomen, terwijl diens moeder terug is in Bulgarije om voor de kinderen te zorgen. Niki en Renigar hebben een nieuw onderkomen gevonden in de beschutting van een betonnen constructie (zie foto). Het niet hebben van een adres is een hindernis om werk te vinden. Renigar zou graag de taal willen leren om hun kansen te vergroten en te zorgen dat ze niet afhankelijk zijn van samenwerking met Turken. De hulpvaardige vrouw die er moeite voor wilde doen om Stefan aan een identiteitsbewijs te helpen, gaat met hem naar een collega. Later horen we dat Stefan een identiteitsbewijs kan krijgen als hij een woonadres heeft. De groep praat erover hun barakken een huisnummer te geven. Inmiddels ergert Niki zich aan problemen in Bulgarije die veel geld kosten. Straks worden zijn kinderen nog op straat gezet.

Tenslotte zien we beelden van de stadsreiniging die het gebied rond de barakken schoonmaakt. Daarop zien we de vrouw van de Sociale Dienst, die de afbraak van de barakken begeleidt. De mensen die er woonden, zijn vertrokken. Ze hoopt dat ze ergens anders een beter onderkomen gevonden hebben. Hier moet een remise voor de tram verschijnen.

In de aftiteling lezen we dat de bouw van de remise werd uitgesteld tot 2018.  

Hier de trailer van de uitzending die in het Vlaams Op de grens van het geluk heet en in het Engels On the edge of happiness.

zaterdag 21 januari 2017

Filmrecensie: Quest for fire (1981), Jean-Jacques Annaud


Bezit van vuur een belangrijke stap op weg naar beschaving

In de film Quest for fire – in het Frans La guerre du feu genoemd – gaan we 80.000 jaar terug in de tijd toen de mens nog meer op een aap leek dan op zijn huidige verschijning.
De Neanderthalers, zoals we hem tegenwoordig noemen, leefden in de rotsen en mochten zich zeer gelukkig prijzen met het bezit van vuur. Daarmee hield men ook wilde dieren van zich af zoals in het begin van de film te zien is.

Socioloog Joop Goudsblom (1932) was zeer onder de indruk van de film omdat daarin werd uitgedrukt hoe belangrijk het vuur voor de mens was. In gesprek met Wim Brands praatte hij over zijn boek Vuur en beschaving, dat voor het eerst in 1992 verscheen. Inmiddels zijn ook zijn memoires onder de titel Geleerd. verschenen. Die werden zeer positief besproken door Arnon Grunberg in de Volkskrant van 17 december j.l.. 

De film Quest for fire van de Canadees Jean-Jacques Annaud is gebaseerd op het gelijknamige boek uit 1911 van de Brusselaar J.H. Rosny sr. (1856-1940). Op grond van de inhoud begreep ik dat het verhaal gaat over de stam van de Ulam, die in een gevecht met de Wagebu het vuur kwijt raakt. Een drietal van hen, Noah, Amoukar en Gaw genaamd, gaat er weer naar op zoek en beleven daarbij vele avonturen. Ze komen onder andere een vrouw tegen van een andere stam die door kannibalen gevangen is genomen en als voedsel dient. Deze Ika speelt een belangrijke rol als het gaat om zelf vuur maken. In de film is het nogal moeilijk om, buiten Ika, uit te maken wie wie is, daarom noem ik de drie mannen verder ook niet bij naam. De communicatie verloopt vooral via het uitstoten van klanken, zoals we ook wel kennen van het apenverblijf in de dierentuin. Alleen Ika bezit over meer taal.

Na de bloederige strijd tegen de Wagebu hebben de Ulam zich teruggetrokken op een mistig eilandje te midden van water. Hier zijn ze in ieder geval veilig voor de wolven die zich tegoed doen aan de lijken en ook de levenden bedreigen. Tijdens de overtocht door het water gaat het vuur verloren dat in een korf zat. Drie leden van de Ulam gaan op weg om weer nieuw vuur te vinden. De eerste bedreiging vormen leeuwen die het op hun lijven gemunt hebben. De mannen weten net nog een boom te bereiken waar ze onbereikbaar zijn voor de hongerige roofdieren. Het water loopt hen in de mond als ze beneden herten zien, maar ze moeten genoegen nemen met eieren die ze uit nesten stelen. Kannibalen hebben vuur, zo zien ze aan rook diep in de vallei. Ze weten dat met een list te ontfutselen en nemen ook Ika mee die aan een boom was opgehangen. Mammoeten vormen een nieuwe bedreiging maar die blijken vereerd met een pluk stro en gaan daarop achter de kannibalen aan.

Op de terugweg wijst Ika naar de nederzetting van haar stam, maar dat wordt genegeerd. Als ze weg is, gaat een van de mannen op onderzoek uit en belandt in het drijfzand. Voordat hij met speren gedood wordt, redt Ika zijn leven. In een bijzonder ritueel moet de man met een vrouw van de stam op zijn hondjes neuken, terwijl hij met veel genoegen, als ware het een peepshow, wordt gadegeslagen door de rest van de stam. Ika gaf zich eerder niet vrijwillig aan de mannen, die, zoals gebruikelijk is, nogal hardhandig neuken, maar zoekt wel het contact met een van de mannen en leert hem op een liefdevoller manier zich met haar te verenigen. Bij thuiskomst belandt het meegebrachte vuur door een onverlaat in het water. Uiteindelijk is het Ika die laat zien hoe met zelf vuur kan maken door wrijvingsweerstand. Ze heeft daartoe ook brandstof bij zich, door Goudsblom een van de drie componenten van het maken van vuur genoemd.

Nog vermeld dient te worden dat de muziek van Philip Sarde een mooie ondersteuning van dit rauwe verhaal biedt. De dramatische momenten worden zwaar aangezet en de lieflijker fragmenten worden met een panfluit. Desmond Morris, schrijver van De naakte aap (1967), controleerde de lichaamstaal en de bewegingen van de spelers.

Hier de trailer, hier mijn verslag van het gesprek van Brands met Goudsblom.