De hemel in een luciferdoosje stoppen
Jeroen Vullings, literair criticus van Vrij Nederland, vindt
het een eer om Lize Spit (Viersel, 1988) te ondervragen over haar omvangrijk
debuut Het smelt, dat inmiddels in
tien talen vertaald wordt. In de afgeladen Athenaeum Boekhandel Haarlem vertelt
hij over zijn schuldgevoel, waar hij nooit zoveel last van heeft, na het
bestuderen van de knipselmap met de vele interviews na haar debuut. Het zou
vervelend zijn om haar opnieuw met dezelfde vragen te confronteren. Hij hoopt
dat het publiek zal helpen om nooit eerder gestelde vragen te stellen.
De vraag hoe ze naar Haarlem kwam is in ieder geval nooit
gesteld. De sympathieke Vlaamse vertelt dat ze niet beschikt over een rijbewijs
en daarom veelal met de trein en een plooifietsje reist. Deze week had ze een
kleine tournee in Nederland gepland en daarbij een auto van de uitgeverij
gekregen. Haarlem was echter beter bereikbaar met de trein, vandaar dat ze met
een medewerker van de uitgeverij dit keer toch met de trein kwam.
Vervolgens gaat het over haar keuze voor Das Mag als
uitgever. Dat bleek nogal toevallig tot stand gekomen. Nadat ze Het smelt af had, ging ze langs
verschillende uitgeverijen en vond weerklank bij de Bezige Bij. In die tijd
splitste juist Das Mag zich daarvan af. Zwangerschap van haar redacteur bij de
Bij en de onstuimigheid van de jonge mensen van Das Mag maakten dat ze naar de
nieuwe uitgeverij overstapte. Dat een van de initiatiefnemers haar, na haar
prijs van WriteNow! eerder gevraagd had een verhaal te schrijven in hun
magazine, hielp ook mee.
Theodoor Holman, de vader van haar redactrice, maakte haar
wereldwijs door lastige vragen aan haar te stellen. Hij vond dat ze te
behaagzuchtig was en iedereen tevreden wilde stellen. Inmiddels heeft ze ook
het idee dat ze niet iedereen te vriend kan houden. Dat staat op gespannen voet
met haar schrijverschap. In interviews is ze aardig zichzelf gebleven, zegt ze.
Vullings brengt de geladenheid in het boek ter sprake aan de
hand van de strop van haar suïcidale vader en het ijsblok waarmee Eva naar haar
vroegere dorp gaat. De roman is strak gecomponeerd en geconstrueerd. In een
vraag van iemand uit de zaal legt Spit later uit hoe ze eerst het geraamte van
het boek in elkaar zette. Haar opleiding als scenarist hielp daarbij. Ze kwam
uit op drie verhaallijnen die tijdens het schrijven met elkaar vervlochten
raakten. Soms was het alsof ze de hemel in een luciferdoosje moest stoppen.
Ze had nooit een concreet beeld van hetgeen haar te wachten
stond na haar debuut. Ze werkte op haar kantoor van negen tot vijf, had soms
het idee dat het niets werd maar ook gloeide het verhaal in haar. Ze klampte
zich vast aan het feit dat het verhaal betekenis voor haar had. Het einde van
het schrijfproces hield, ondanks het verlangen ernaar, een gevoel van
treurigheid in omdat ze de wereld waarin ze ondergedoken was, opeens kwijt was.
Na het ontvangen van de eerste tien exemplaren had ze het gevoel dat haar werk
versplinterd was.
Op de vraag van Vullings welke personages ze moeilijk te
beschrijven vond, antwoordt ze dat ze over Jan, de overleden broer van Pim,
niet veel te vertellen wist. Na de eerste drukproef voegde ze nog een scène toe
waarin de liefde van Jan voor Eva blijkt. Dat was op zich al niet gemakkelijk. Het
dwangneurotische zusje Tesje was van de andere kant weer gemakkelijk te
beschrijven. Tussen de zussen was veel empathie. Later zegt ze dat men van
psychische problemen kan herstellen, veelal ten minste. Ze wil Het smelt geen coming of age roman
noemen. Hoofdpersoon Eva trekt zich eerder terug in het verleden dan zich te
ontwikkelen. Ze wil ook geen contact met haar dysfunctionele ouders.
De taal is een verkavelings Vlaams, dat past bij het
verhaal. Ze heeft zich niet ingehouden voor de Nederlanders. Een medewerker van
Humo viel haar aan op incorrecte zinnen als: Ik was mezelf in plaats van Ik was
me. De corrector haalde er wel driehonderd keer het woordje te uit in relatie
tot een werkwoord. Daarover ontstond een hele discussie. Ze vond een uitweg
daaruit toen iemand haar vroeg of ze weerstand zou voelen als ze tijdens het
voorlezen dat woordje moest gebruiken. Dat was zo en daarop liet ze het woordje
uit het boek weg. De samenwerking met de Duitse vertaler Helga van Beuningen
maakte haar bewust van haar eigen taalgebruik. Van Beuningen vroeg haar hoe een
half muurtje eruit ziet, hetgeen Spit ertoe dwong zich dat voor te stellen.
De beschreven dorpswereld in de negentiger jaren in de
Belgische Kempen schuin boven Antwerpen is inmiddels verzonken. Ze behoorde tot
de laatste generatie die nog buiten speelde. Tegenwoordig zit de jeugd achter
hun schermen. Er worden voor belangstellenden uitstapjes georganiseerd naar het
dorp. Men is verbaasd dat er geen beenhouwerij is. Die heeft Spit er zelf bij
verzonnen. Schrijven is plunderen. Al vroeg observeerde Spit het leven om het
in een roman te kunnen gebruiken. Ze was eerst teleurgesteld dat haar idee
daarover niet uitkwam, maar na haar twintigste veranderde dat. Ze is altijd
bezig om informatie te verzamelen. Haar vriend vindt dat niet gemakkelijk. Hij
eist soms dat zij persoonlijke zaken niet in haar column voor De Morgen
gebruikt.
Spit wil nog geen tipje van de sluier over haar tweede boek
oplichten. Ze schrikt van de uitspraak van W.F. Hermans dat er in iedereen een
eerste boek zit, maar dat daarna moet blijken of men echt een schrijver is. Ze
is wel bezig een nieuw geraamte uit te tekenen. Ze staat soms in de nacht op om
door middel van lijnen allerlei verbanden te schetsen die net zo gemakkelijk
nog kunnen veranderen.
Hier meer informatie
op de site van Lize Spit.
Ik ontving het onderstaande commentaar van Lize Spit betreffende de derde alinea:
BeantwoordenVerwijderen'Ik ben op basis van kortverhalen aangesproken door uitgeverijen, er was nog geen roman toen ik met hen in gesprek ging, enkel het idee voor een roman.
Dat van Das Mag en De Bezige Bij, klopt ook niet helemaal. Das Mag is geen afsplitsing, en ik ben ook niet ‘overgestapt’, want ik was met beide uitgeverijen gewoon in overleg voor ik uiteindelijk voor Das Mag koos.'
Waarvan akte.