Leven in koffers op de grens tussen thuis en thuisloos
Vertaalster Els Snick is bezig met een offensief om rond diens 75ste sterfdag het werk
van Joseph Roth onder de aandacht te brengen. Vorig jaar publiceerde ze al Waar het me slecht gaat is mijn vaderland
over de tijd dat Joseph in België en Nederland doorbracht, in Hotelmens zet ze een aantal nooit
vertaalde reportages naast een aantal brieven die Roth aan Stefan Zweig
schreef. Ze hoopt dat deze appetizers de weg bereiden voor de nieuwe
vertalingen zoals Radetzymars door
Elly Schippers, schrijft Snick in haar Nawoord.
Daarin stelt ze ook dat de reportages kunnen gezien worden als voorbereidingen
voor romanschetsen. Het gaat daarbij om beschrijvingen van het hotelleven, ‘eerst als buitenstaander en observator in de
hotellobby, later als gast in betere en soms ook heel luxueuze hotels, en ten
slotte als havenloze emigrant in een kamertje boven een Parijs’ café.’
Roth zwoor bij leven in hotels. ‘Huizen zijn om in te
sterven,’ schreef hij aan Anton van Duinkerken die hem voor een etentje bij hem
thuis uitnodigde. Roth wist dan ook feilloos wat zich in hotels afspeelde. In
de eerste reportage - voor de Neue Berliner Zeitung in 1921 - zit hij in de
lobby van een groot hotel, waar mensen uit de valutalanden verblijven, zoals
hij dat noemt. Daar treft hij meteen de sfeer aan van zakendoen. Hij
vereenzelvigt zodanig met de zakenwereld dat hij, zoals hij met ironie
beschrijft, na een kwartier tot de overtuiging gekomen is dat hij ook een man
uit een valutaland is en in het hotel verblijft. Vervolgens komen we alles te
weten over een hotel in Praag waar men geluidsoverlast meemaakt en in tijden
van grote toeloop samen met een ander een tweepersoonskamer toegewezen kan krijgen, de
afschaffing van de functie van de portier in Berlijn en een onsympathieke
portier in Rome met zijn voorliefde voor Mussolini.
Roth weet de verschillende personeelsleden in een hotel fraai
te portretteren, zoals de portier, de kelner, de kok en de patroon met zijn
blik als een harpoen. Hij doet dit in stukken die hij in 1929 schreef in
Marseille en die werden opgenomen in de Frankfurter Zeitung. Een hotel is voor
Roth als een thuis waar men de gast bijna beter kent dan hij zichzelf. Het deed
me denken aan een kelner in café Arco in Praag, die gedienstig maar tegelijk
scherp registrerend de gasten opnam, alsof hij hoog boven hen stond. Roth gaat met
madame Annette, die de rechterhand van de bazin is, naar de film en vervolgens naar
een etentje. Het hotel is echter geen omgeving waar men wil blijven.
De laatste stukken uit de jaren dertig zijn somberder van
toon en worden afgewisseld met, soms ook op liefdesgebied openhartige, brieven aan
zijn literaire vriend en weldoener Stefan Zweig. In de reportage Namiddag in het vreemde hotel beschrijft
hij dat de burgers, die zich aan het eind van de middag in de lobby verzameld
hebben, op hotelgasten lijken en de hotelgasten, die afwezig zijn en ergens in
de stad dolen, op burgers. ‘Ze hebben
vrienden in deze stad, ze voelen zich er intussen misschien al thuis. Alleen ik
zit in de lobby, als enige vreemdeling, en de kelner, die vreemdelingen niet
vertrouwt, kijkt me argwanend aan. Wat heeft een reiziger in het hotel te
zoeken?’
Deze ironische vraag past wel bij de schrijver die zijn
eigen cultuur verloren heeft zien gaan en zijn tijd kapot gemaakt ziet worden door
het opkomend nazisme. De sombere zwart wit tekeningen van Peter van Hugten
sluiten hier mooi bij aan. Daarnaast is er ruimte voor een andere kijk op dit
fenomeen van het leven in koffers. Snick stelt dat het hotelburgerschap ook als
een deel kan worden gezien van een zelfgecreëerd aura. Moderne nomaden houden
graag voeling met de tijdsgeest, begeven zich in het gedrang en zetten hun antennes
uit voor het geen er onder de mensen leeft. Arnon Grunberg, die als De
hotelmens wekelijks een column voor De
correspondent schrijft is een van de huidige schrijvers die leeft op de
grens tussen thuis en thuisloos. Volgens Piet de Rooy wordt kritiek door een klein
land ook slecht verdragen. De afstand scherpt in ieder geval het zicht op ingesleten
gewoonten die thuisblijvers niet meer opvallen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten