Met nieuwe woorden de essentie van het bestaan raken
De roman Zeer helder
licht van Wessel te Gussinklo beslaat een episode uit het leven van Wander,
een aan lager wal geraakte man van 31 jaar zonder geld, baan, diploma of huis,
maar wel verliefd op een jongere vrouw.
Wim Brands vraagt Te Gussinklo wat dat is: aan lager wal geraakt.
Te Gussinklo vergelijkt het ermee dat de rotzooi als een
branding tegen de muur van de woning ligt opgestapeld en dat er vuilniszakken
voor de ramen hangen, maar dat men verder schrijft om greep op de werkelijkheid
te houden en probeert de essentie te vatten, zodat men weer verder kan. Iets
dat hij, net als zijn alter ego Wander, nog steeds heeft.
Brands vraagt waarom er dertien jaar tussen deze en zijn
vorige, net zoals deze, bejubelende, roman zat.
Te Gussinklo was doodop na het plotselinge overlijden in 1998
van zijn vrouw Jacobien door acute leukemie, nadat ze een verkeerde diagnose
had gekregen. Het was voor hem een ramp in de orde van grootte van Hiroshima,
de bodem werd onder zijn voeten weggeslagen.
Brands vraagt hoe hij weer is teruggekomen in de fictie.
Te Gussinklo zegt dat dit door een nieuwe liefde met
dezelfde intensiteit als Jacobien kwam.
Hij heeft dat in Zeer
helder licht beschreven, waar hij een klein jaar aan werkte. Het moest eerst
een vervolg worden op de novelle Het
engeltje uit 1996, maar de toon was anders en de inhoud raakte aan andere
vragen.
Brands werd door iemand die non-fictie schrijft de vraag
gesteld waar de roman in godsnaam over gaat. Hij antwoordde iets over de
euforische toon van het boek die volgens hem te maken heeft met overleving.
Volgens Te Gussinklo raakt de roman aan de diepe essentie
van het bestaan. Liefde maakt daar deel van uit. Het gaat over het raadsel van
het bestaan. Hij haalt de chassidische jood Rob Lowe aan die stelde dat Adam en
Eva niet uit het paradijs werden verdreven omdat ze van de boom van kennis van
goed en kwaad, maar omdat ze de dingen namen gaven en ze daarmee onteigenden. Poëzie
en literatuur proberen door nieuwe namen te geven de zaak terug te draaien.
Brands refereert aan een uitspraak van Heidegger die Te
Gussinklo in een telefoongesprek voorafgaande aan de uitzending deed.
Onverstaand zijn wij in de wereld en met onszelf, citeert Te
Gussinklo. Nooit is men dezelfde. Het gaat erom zichzelf steeds opnieuw te
scheppen tegen de cultuur, de modus en de geboden in. Literatuur bevindt zich
als het ware tussen naamgeving en chaos in.
Brands komt terug op zijn werk na het overlijden van
Jacobien.
Te Gussinklo zegt dat men hard moet zijn en doorschrijven
tegen het gemis in. Dat deed hij door middel van essays over de relatie van hemzelf
met de wereld, hetgeen iets anders is dan het beeldende en het zingevende van
literatuur. Zeer helder licht werd
door iemand vergeleken met het Hooglied. Te Gussinklo is in het domineesgezin
met de bijbel opgegroeid.
Op de vraag van Brands of hij zelf geen dominee wilde worden
antwoordt hij dat hij op veertienjarige leeftijd diep ongelovig was. Hij wil met
nieuwe woorden de essentie van het bestaan raken. Uit het cluster van
gewaarwordingen die woorden kiezen die recht doen aan de werkelijkheid.
Hier
Arjan Peters in de Volkskrant over Het
engeltje.
Deze reactie is verwijderd door een blogbeheerder.
BeantwoordenVerwijderen