Bierbrouwer stroopt de mouwen hoog op
De soepele schrijfstijl van Annejet van der Zijl in de
biografie Anna (2002) over Annie M.G.
Schmidt, een vriendelijke dame met een giftige kant, bracht mij ertoe om haar
nieuwste en minder omvangrijke biografie over Gerard Heineken (1841-1893) op te
pakken. De ondertitel De man, de stad en
zijn bier duidt op de niet geringe betekenis die de bierbrouwer in de
tweede helft van de negentiende eeuw had voor de stad Amsterdam. Wie door Amsterdam
loopt komt vele projecten tegen zoals het Amstel Hotel, dat met financiële
steun van Gerard Heineken tot stand is gekomen. Dat hij de nodige tegenstand
ondervond maakt het lezen over zijn leven een bij voorbaat spannende belevenis.
Gerard trok de kar van het familiebedrijf dat in bier en
andere voedingsmiddelen handelde, uit het moeilijke spoor waar het door de
economische neergang in gekomen was. Met zijn geld zette hij het bedrijf weer
op de rails, juist in een tijd dat de economie weer aantrok. Hoewel bier niet
meer zo populair was, zorgden nieuwe technische ontwikkeling als de stoommachine,
de thermometer en de suikermeter én de gedachte de bier heel wat heilzamer was dan
jenever voor een kentering. De brouwerij in de buurt van de Dam kreeg een extra
stimulans door het ondergistende bier, dat men in Beieren maakte en waar men trek
in krijgt als men daarover leest.
Het aanzien van Gerard steeg door zijn huwelijk, net voor
zijn dertigste, met Marie Tindal, een speelkameraadje van de kinderen van koning
Willem III was. Haar vader, die door een prominent van de hofhouding de kleine
piemelman werd genoemd, zat net als zijn kinderen wel eens onder de rokken van
de koningin Sophie, zoals Van der Zijl dat charmant uitdrukt.
Op zakelijk gebied breidde Heineken verder uit naar de
locatie achter de Stadhouderskade. Vanwege de concurrentie met brouwerij De Amstel
ontstond de samenwerking met d’Oranjeboom in Rotterdam onder de vlag van Heineken’s
Bierbrouwerij Maatschappij (HBM). In die tijd begonnen de eerste problemen met
directielid Feltman en met het gemeenteraadswerk dat Gerard niet echt lag.
Daarenboven kreeg zijn vrouw maar geen kinderen. Henry Pierre, die in 1886
geboren werd, bleek de zoon van huisvriend Julius Petersen. Later ontstond
daarover een enorme rel door de publicaties van de Duitse baron Hans van
Barnekow die met een zus van Marie trouwde en een gat in zijn hand had en geld probeerde
los te krijgen van Gerard. De baron werd daarbij gesteund door socialistenleider
Domela Nieuwenhuis die natuurlijk weinig op had met rijkelui. Gerard liep
reputatieschade op en ook de politieke carrière van een broer van Marie leed
daardoor schipbreuk.
In plaats van bij de pakken neer te zitten vluchtte Gerard
naar voren in een krantenbedrijf en richtte de Telegraaf op. Een hotelbrand en een
debacle met een boekhouder van HBM zorgde voor verdere financiële problemen.
Tijdens een vergadering zakte Gerard dood ineen. In de loop van enkele jaren stierven
ook directieleden zoals Feltman en Petersen. Marie, de rijkste vrouw van
Amsterdam, baande daarmee de weg voor de wereldvreemde en verlegen Henry
Pierre, de vader van de ons bekende Freddy.
Van der Zijl schrijft in een Vooraf dat ze met weinig stof begon: een brief uit 1863 aan zijn
moeder over de overname van een brouwerij en een foto van Gerard, twintig jaar
later. ‘We zien en oudere man met een wat zorgelijke blik, de rest van zijn
gezicht zo goed als helemaal verborgen achter de grote bakkenbaarden die
destijds in de mode waren.’
Met behulp van anderen sprokkelde Van der Zijl toch heel wat
beeldmateriaal bij elkaar. Op portretfoto's die de vader van Gerard rond 1861 kort
voor zijn dood van zichzelf zijn vrouw en zijn enig nog levende zoon liet maken, blikt
de laatste (zie foto op de omslag) zelfbewust in de camera, schrijft Van der Zijl, die vervolgens haar
fantasie de vrije loop laat. ‘Gerard kijkt alsof hij de woedekreten van het
uitgehongerde volk dat in 1848 langs hun ramen was getrokken, nog steeds hoort
en hij te jong en te machteloos had gestaan bij het verdriet van zijn ouders om
hun dode kinderen. En vooral ook alsof hij zich realiseert dat zijn generatie
het zich niet meer kan veroorloven lijdzaam af te wachten in de vage hoop dat
de tijden vanzelf weer beter zullen worden. Alsof hij, kortom, zit te popelen
om op te springen en er eindelijk iets aan te gaan dóén.’
In een Achteraf schrijft
ze dat Gerard’s vergetelheid onverdiend is en dat ze het als een persoonlijke
missie zag om hem terug te vinden. Hoewel dat minder gemakkelijk is dan bij een
eigenzinnige schrijfster als Annie M.G.Schmidt, weet Van der Zijl toch de
daadkracht van Gerard Heineken op de lezer over te brengen. Hij was een man die
zich niet liet kisten maar de mouwen opstroopte. Wellicht net te hoog.
Gerard Heineken
werd net als de biografie over Willem III van Dik van der Meulen (bekend van
zijn biografie over Multatuli) genomineerd voor de Libris Geschiedenis Prijs
2014. Van der Zijl noemt winnaar Van der Meulen als een van degenen die haar
bijstond. Willem III komt, niet al te positief, af en toe voor in de roman.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten