Scènes uit het leven van een dichter
In deze autobiografie, die verpakt is als documentaire,
blikt de inmiddels bijna zeventig jarige Jules ofwel J.A. Deelder terug op zijn
leven dat op 24 november 1944 in de Rotterdamse wijk Overschie begon.
Rotterdam is bij dag en nacht zijn stad, blijkens de ode die
hij brengt terwijl hij door de haven vaart. Vanaf de Euromast wijst hij de wijk
aan waarin hij is geboren. Hij is ouder dan de stad zegt hij, de meeste grote
gebouwen waren er nog niet in de tijd dat hij jong was.
De oorlog maakte veel indruk op de kleine Deelder. Zijn
eerste gedicht luidde: Hoor men werpt een
atoombom. Hij was toen twaalf jaar. Hij vertelt een grap over een jood in een
concentratiekamp die door een hoge nazi met een rechter kunstoog gevraagd wordt
welk oog zijn kunstoog is. Als hij het goed raadt komt hij vrij. De jood raadt
het rechteroog, omdat het zo menselijk kijkt. Voor Deelder heeft de oorlog
vanwege deze geniale grap zijn verdienste gehad.
Hij komt uit een gezin met twee kinderen. Zijn vader was
verzekeringsagent. Toen zijn moeder hoogzwanger van hem was, op alle dagen
liep, zoals dat genoemd werd, werd zijn vader tijdens een razzia weggevoerd. Zijn
oudere zus vertelt over de, voor die tijd ongewoon mollige, baby die bruin zag
omdat hij alle dagen in de kinderwagen in de zon werd gelegd. Deelder heeft het
bedrijfsjubileum van zijn vader in tekst vastgelegd.
We zien prachtige beelden van oude voordrachten, een
interview dat Cees Buddingh (dacht ik te horen) met de bebaarde Deelder houdt bij de uitgang van Carré (zie foto), in 1966
toen hij bij het grote publiek bekend werd. Daarin leest hij, met zijn neus op het papier, onder andere een
gedicht over Prediker, dat er niets nieuws onder de zon is. Zijn archaïsche
taalgebruik doet aan Gerard Reve denken. Deelder vertelt dat hij Simon
Vinkenoog benaderde die hem uitnodigde mee te doen. Hij had er zelf niet zoveel
vertrouwen in tot hij hoorde dat de zaal moest lachen om zijn optreden.
Lang deed hij op verschillende plaatsen zwaar werk, zoals in
de haven om tankers schoon te maken en voor Van Gend en Loos. Van een collega
kreeg hij een pilletje dat hem zoveel vleugels gaf dat hij er nooit meer mee
gestopt is. Hij overwon er zijn verlegenheid mee, al had hij het
tegenovergestelde van podiumvrees.
Bob Visser en Michael Barzilay volgen hem naar Londen waar
hij het huis in Echo Road aanwijst waar hij ooit verbleef en tijdens een inval
van de politie stoned werd meegenomen en als ongewenst persoon in de gevangenis
werd gestopt. In 1978 zat hij twee dagen in de psychiatrische inrichting Sint
Bavo in Noordwijkerhout vanwege verkeerd gebruik van speed.
In Colombia deed hij mee met een poëziefestival waarin hij
zijn gedicht Oh kut over de
verschillende benamingen van het vrouwelijk geslachtsdeel voorlas, dat
vervolgens door een Spaanse dichter tot genoegen van het publiek werd vertaald.
Het geheugen van Deelder is fenomenaal, zo blijkt uit zijn voordracht over De hardnekkige samaritaan in een
hotelbar in Kiev, waarbij ook dochter en manager Ari aanwezig is.
Dertig jaar geleden richtte hij Deelder BV op, een
onderneming die als motto had: bezint eer ge begint en altijd op de rand van
faillissement balanceerde. In 1985 werd zijn dochter Arie geboren. Hij
verwelkomde haar met een gedicht.
Hoewel hij al eens dood werd verklaard, op 56-jarige leeftijd,
een bericht dat door de media zong, is Deelder nog springlevend. Komende
woensdag spreekt hij de Rotterdamse gemeenteraad toe. De leden kunnen de borst
natmaken.
Hier
mijn verslag van het gesprek van Wim Brands met Jules Deelder in het programma
VPRO Boeken, waarin ik een aantal gedichten, waaronder Lieve Ari heb opgenomen, hier zijn voordracht
van De hardnekkige samaritaan op Youtube
waarop meer voordrachten te vinden zijn.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten