Welcome, reader! According to Antony Hegarty in this second decade of the new century our future is determined. What will it be? Stays all the same and do we sink away in the mud or is something new coming up? In this blog I try to follow new cultural developments.

Welkom, lezer! Volgens Antony Hegarty leven we in bijzondere tijden. In dit tweede decennium van de eenentwintigste eeuw worden de lijnen uitgezet naar de toekomst. Wat wordt het? Blijft alles zoals het is en zakken we langzaam weg in het moeras van zelfgenoegzaamheid of gloort er ergens iets nieuws aan de horizon? In dit blog volg ik de ontwikkelingen op de voet. Als u op de hoogte wilt blijven, kunt u zich ook aanmelden als volger. Schrijven is een avontuur en bloggen is dat zeker. Met vriendelijke groet, Rein Swart.

Laat ik zeggen dat literaire kritiek voor mij geen kritiek is, zolang zij geen kritiek is op het leven zelf. Rudy Cornets de Groot.

Do not go gentle into that good night, Old age should burn and rage at close of day; Rage, rage against the dying of the light. Dylan Thomas.

Het is juist de roman die laat zien dat het leven geen roman is. Bas Heijne.

In het begin was het Woord, het Woord was bij God en het Woord was God. Johannes.



zondag 16 november 2014

Recensie: Dokie (2012), Arend Jan Heerma van Voss



Geen woorden als besef ontbreekt

De documentaire Privéterrein over de schrijvende gezin Heerma van Voss, de tweede leg van vader Arend Jan (1942) die daarin een wat nurkse indruk maakt, bracht me op het idee om zijn boek Dokie te lezen. Wellicht kon ik het wantrouwen van de pater familias, die zijn sporen verdiende bij het Maandblad Geestelijke Gezondheidszorg en de VPRO, dan beter begrijpen.

Dokie is het verhaal over zijn zusje die verongelukte na een botsing met een motor tegenover hun ouderlijk huis in Roosendaal in 1945. Een familiebericht, zoals de titel voluit heet. Heerma van Voss zet in honderd paragrafen soms al eerder gepubliceerd in het studentenblad Propria Cures of het maandblad Geestelijke Gezondheidszorg een beeld neer van het drama dat zich vlak na de oorlog in het gezin voordeed. Het is volgens de schrijver geen levensverhaal, maar een gefragmenteerde reconstructie van een trauma, een kelderstory. ‘Als je leven een huis is dat je geleidelijk opbouwt, gaat dit alleen maar over de kelder- ik weet geen beter beeld.’ Heerma van Voss maakte een reconstructie net zoals zijn vader eerder deed als schade-expert in dienst van de busonderneming NZH als er een ongeluk gebeurd was. Dan was de man in zijn element, vertelde zijn zoon al in Privéterrein. Zijn echtgenote verzuchtte soms zelfs dat er maar een zwaar ongeval moest plaatsvinden, als haar man weer eens sikkeneurig was.  

De leugen van zijn moeder dat Dokie in het ziekenhuis lag - een leugen die ook in Een dwaze maagd van Ida Simons voorkomt - en niet in haar kamer lag opgebaard die op last van justitie was afgesloten, maakte het nog erger voor Arend Jan. Veel inzicht in het gebeurde had hij niet. Er zijn geen woorden als het besef ontbreekt. Zijn moeder was de eigenaresse van het verleden en had de broek aan. Het gezin trok, op verzoek van de vader, weg uit de streek en ging naar Bentveld bij Aerdenhout, waar men overspoeld werd door terugkerende familie uit Indië. In zijn studenten jaren maakte een relatie met een vriendin de wond bij Arend Jan weer open. De eenzaamheid in de studentenflat was dodelijk. Zijn wantrouwen werd gevoed door het pocketboekje How to Stop Worrying and Start Living met Ten Golden Rules for a Happier Life dat hij rond zijn twintigste van zijn huisarts kreeg en dat hij zwijgend weer terug gaf. ‘Dan duurt het dus ook echt weer jaren voordat je iemand iets durft toe te vertrouwen.’

In zijn Naschrift legt Heerma van Voss uit dat het ook niet zijn bedoeling was om een chronologisch verhaal te schrijven. Hij kwam op het idee naar aanleiding van een vergelijkbare publicatie van Philip Freriks over zijn doodgeschoten broertje Jantje, zat er vier jaar aan te schaven en noemde het zelf soms een ‘retroreportage’ in zeven delen, met hoofdstukken over De moeder, Het meisje of De vader. ‘Zeven delen moesten het altijd worden, dat was het passende getal: de leeftijd, het rugnummer.’ Zeven had een bijzondere lading. Dokie werd zeven jaar oud en hij speelde, zoals uit de volgende alinea blijkt, met het rugnummer 7.

Heerma van Voss schrijft en passant prachtig en beeldend over zijn voetbalverleden. Samen met zijn vader ging hij naar het Olympisch Stadion en had speelde zelf in een gelegenheidselftal hadden dat op zomeravonden op een veld bij station Heemstede-Aerdenhout speelde, waarbij zijn vader de coach was, die hen naar wedstrijden begeleidde. ‘Hij regelde de tegenstanders en liet aanschrijvingskaarten drukken, mijn moeder vervaardigde groene ‘overgooiers’ – met rugnummers, wat toen nog verboden was bij de amateurs. Ik had nummer 7, rechtsbuiten; was zeker niet de beste speler, maar wel aanvoerder, omdat mijn vader alles organiseerde.’ Net zo mooi schrijft hij over het slechte gebit van zijn vader. Het zijn dit soort herinneringen die het boek diepte geven en het uittillen boven de treurnis die er in voldoende mate was. Hoewel de fragmentarische opzet van Dokie af en toe als los zand aanvoelt, valt de grote openhartigheid van Heerma van Voss te prijzen. Die maakt begrijpelijk hoe hij geworden is tot wat hij is. Iemand met een leegte die hijzelf moet zien te vullen. 

Hier mijn bespreking van Privéterrein. 
  


Geen opmerkingen:

Een reactie posten