Meesterlijk gecomponeerd verhaal rond vragen over geweld bij
gijzelingsacties
Vanaf De
graanrepubliek (1999) verrast Frank Westerman ons eens in de paar jaar met
een studie over een bijzonder onderwerp uit de wereld om ons heen. In 2002 was
dat Ingenieurs van de ziel over de
gedachte maakbaarheid van de natuur in de Sovjet Unie en daarna volgde onder
andere Ararat (2002), een
onvergetelijke zoektocht naar de Ark van Noah op de berg Ararat, waarmee meteen
zijn eigen jeugdig godsvertrouwen op het spel kwam te staan. Inmiddels heeft
Westerman de houding tegen het terrorisme als onderwerp voor een beschouwing
genomen. Dat is ook nog eens actueel. Wat bijvoorbeeld te denken van tegenacties
van Nederlandse F 16’s tegen IS? Westerman onderzoekt allerlei de reacties op
allerlei terroristische acties, zoals die van de Molukkers in de jaren zeventig
in Nederland, die van de Russen in Tsjetsjenië en onze houding tegen de RAF.
Hij vraagt zich daarbij af wat er sterker is, het woord of de daad,
onderhandelen of meteen neerslaan met de nodige risico’s van dien, zoals rond
de schoolgijzeling in Beslan in 2004. De Russische methode staat lijnrecht
tegen de Nederlandse, al kan niet gezegd worden dat men in Nederland altijd tot
het einde toe door praat.
Westerman wisselt, zoals hij gewoon is te doen, tussen
allerlei situaties en breekt regelmatig in in zijn eigen verhaal. Het
duidelijkst toen hij tijdens het schrijven van dit boek hoorde over de
terreuractie bij Charlie Hebdo. De persoonlijke invalshoek vormt een belangrijk
onderdeel van zijn beschouwingen en is een van de charmes die de lezer sterk
aan zijn boeken binden. Omdat Westerman in zijn jeugd in het gebied woonde waar
de treinkapingen zich voordeden, is dat dit maal nog sterker dan anders.
Boeiend zijn de verhalen over de Molukse kapers die bij hem in Bovensmilde
woonden. Een handarbeidleraar op de middelbare school in Assen was een van de
kapers in 1977 bij De Punt en Mingus, een klasgenoot van de zus van Westerman
nam deel aan de gijzeling van schoolkinderen in 1977 en Dicky Helaha, een schoolgenoot, is een jaar later een van de bezetters van het Provinciehuis in Assen.
De politiek had het in 1977 moeilijk om tot een besluit te
komen. PvdA en CDA hadden in 1977 andere opvattingen over een oplossing.
Premier Den Uyl wilde afwachten, minister van Justitie Van Agt wilde ingrijpen.
De stembusuitslag van de verkiezingen gaf Van Agt zijn zin. Kort daarop werd de
trein doorzeefd. De actie riep wereldwijd bewondering op. Toch was er ook nog
een andere kant. Daarna liet men Molukkers naar hun geboortegrond gaan om een
realistisch beeld te krijgen van de toestand aldaar. Die gratis reizen zorgden
inderdaad voor een afname van het radicalisme.
Naast gedetailleerde beschrijvingen van het terroristisch
geweld, dat in vier fasen is in te delen, waarbij het in de laatste fase, zoals
IS doet, alleen nog gaat om het zaaien van angst, praat Westerman met
treinkapers, zoals Carlos, die de actie in 1975 overleefde en dichter werd en met Noes Solisa, woordvoerder van de kapers. Westerman
gaat in op de verschillende houding van twee deskundigen mee, te weten de
psychiaters Mulder en Havinga, die ingeschakeld werden tijdens de
treinkapingen. Tussen de twee ontstond, net als in de politiek, een strijd over
de vraag wie de meeste competentie op dit gebied bezat. Het is absurd dat
Mulder na de schoolgijzeling verklaarde dat kinderen daarvan niets zouden
overhouden. Aandoenlijk aan de andere kant is de houding van Ailt Boelens,
adjunct directeur van de pedagogische academie in Assen die volledig voor
geweldloosheid was en, tegen de wil van zijn vrouw, de plaats van de gegijzelde kinderen
wilde overnemen. Hij was voor die tijd, anders dan de PvdA voorstond, al een
voorstander van het versterken van de eigen cultuur en baseerde zich op
denkbeelden van de zwarte denker Franz Fanon en bevrijdingspedagoog Paolo
Freire.
In de loop der tijd veranderde ook de visie van Westerman over
het toepassen van geweld. Eerder stond hij nog achter de gewapende vrijheidsstrijd
in Zuid Amerika, later kon hij zich niet meer verenigen met de gewelddadige middelen
zoals ontvoeringen, die de RAF gebruikte. Interessant is zijn vriendschap op
Cuba met Margrit Schiller, een lid van de Rote Armee Fraktion die hem een brief
meegaf voor het thuisfront. Achteraf betreurt Westerman het dat hij daarmee
niet naar de politie gegaan was.
Hij neemt ook deel aan programma’s waar men leert hij te
reageren op gijzelingsacties.
Op Schiphol ervaart hij tijdens een oefening aan de lijve
hoe een actie met geweld beëindigd wordt en tijdens een training om
gijzelonderhandelaar te worden, leert hij inschatten wat een agent het beste
kan doen als hij geconfronteerd met gijzelnemers. Twee passen achteruit doen en
niet weggaan. Een empathische houding is belangrijk en dat is weer anders dan
sympathie. Door vragen te blijven stellen raakt men wellicht een gevoelige
snaar bij de gijzelaar en kan hij zijn actie gaan relativeren.
De kwestie rond de treinkaping bij De Punt is op het
ogenblik weer actueel vanwege een rechtszaak die familieleden van de kapers
tegen de Nederlandse staat hebben aangespannen. Westerman kiest duidelijk
positie voor de kapers die met minder geweld in leven zouden zijn gebleven. Anderzijds
zijn er nog steeds gijzelaars die wachten op excuses van kapers. Wellicht kan
er nog eens een door Westerman beschreven theatrale vorm gekozen worden om de
verschillende groeperingen met elkaar te verzoenen. Dat is heel wat anders dan
de ‘Drive them out’ slogan van Trump of de ‘Smoke them out’ slogan van George
W. Bush), die het geweld alleen maar verergeren.
Hier meer
informatie over Een woord een woord op
de site van Frank Westerman, hier
mijn bespreking van Ingenieurs van de
ziel.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten