Peeters brengt de betoverde wereld opnieuw dichterbij
De nieuwe roman De
mensengenezer van Koen Peeters loopt in de pas met zijn fascinerende roman Duizend heuvels uit 2012. Terwijl dat laatste
boek over Rwanda ging, richt Peeters zich in zijn nieuwe werk op Congo, dat in
non-fictie al terdege besproken werd door in Congo, een geschiedenis (2010) van David van Reybrouck. Peeters werkte
vier jaar aan De mensengenezer dat vertelt
over het leven van Remi Devisch, een boerenzoon die de boerderij van zijn
ouders verliet om jezuïet te worden en later naar Congo ging om de samenleving
aldaar te bestuderen. Peeters zelf studeerde later bij Devisch die inmiddels
professor was geworden. Later vertelde Devisch, die zelf ook veel publiceerde,
hem over zijn persoonlijk leven. Pieter van der Wielen praat met Peeters over
zijn boek.
Van der Wielen begint over de Westhoek, de streek waar Devisch
opgroeide, geteisterd tijdens de Eerste Wereldoorlog, met een hoog
zelfmoordcijfer en een hoge trappist consumptie.
Peeters kent alle clichés. Hij raadt de luisteraar aan in
2018, als alle herdenkingen van de Eerste Wereldoorlog voorbij zijn, er een
kijkje te gaan nemen. Dan ziet men geësthetiseerde kerkhoven te midden van boerenvelden. Remi ontsnapte aan het boerenbedrijf door jezuïet en aldus een
man van de wetenschap te worden.
Van der Wielen maakt een overstap naar de jeugd van Peeters
zelf in de Kempen, toch ook een agrarische streek.
Peeters antwoordt dat de landbouw overal op zijn retour is.
Zijn opa handelde al in boter en eieren op de markt in Antwerpen. Zijn vader was een politicus die in 1986 zo hard door
een fanatieke nationalist werd aangepakt dat hij naar een ziekenhuis toe moest.
De vier andere zoons werden ondergebracht bij boeren. Peeters heeft dit
beschreven in De bloemen (2009). Bij
gebrek aan werk begon hij als reclameman voor een mengvoederbedrijf. Nonkel
Louis gaf hem later de papieren van de proces verbalen van het accident van
zijn vader hetgeen de woede van Peeters wekte.
Van der Wielen herinnert zich dat ook in Duizend heuvels veel gezwegen wordt.
Peeters zegt dat alle zoons zwijgzaam waren. Een geheim
maakt medeplichtig. Op familiefeestjes werd het accident van zijn vader echter altijd wel even
aangeraakt waardoor het werd onderhouden en doorgegeven.
Van der Wielen brengt nog een trauma ter sprake, namelijk de
dood van het zusje van Peeters’ vader.
Peeters legt uit dat zijn vader zijn zusje riep net op het
moment dat ze onder een draaiende molen stond en door een wiek geraakt werd.
Omdat zijn vader er op dertien- of veertienjarige leeftijd met een priester
over praatte, kon hij zich eroverheen zetten. Heiligenlevens werden vroeger
vaak gelezen. Men leerde daarvan dat men in het leven een verschil kon maken.
Zijn vader ging in de politiek om de wereld te verbeteren.
Van der Wielen zegt dat de Kempen vroeger een gelovige
streek was.
Peeters heeft veel brieven gelezen die zijn grootmoeder naar zijn
vader en oom op het klein seminarie in Hoogstraten stuurde. Dat werd een
pastoorsfabriekske genoemd. Hij tikte de brieven over en verwerkte ze in De bloemen.
Van der Wielen begint over de documentair-achtige stijl van
werken van Peeters.
Peeters zegt dat hij geen fantasie heeft en eerder een
metselwerker is, die allerlei informatie bijeen sprokkelt en samenvoegt. Zo
heeft hij voor De mensengenezer
twintig jezuïeten geïnterviewd. Ouderen kunnen volgens hem goed over hun leven
vertellen.
Van der Wielen las dat Peeters de Wereldtentoonstelling van
1958 in Brussel intens beleefde.
Peeters zegt dat er toen een vooruitgangsgeloof heerste waarin de
gedachte heerste dat de wereld in dertig jaar volmaakt zou zijn. Dit positieve kosmopolitisme
strekte zich uit naar Congo. Hij gaat in op de mandjes op het dressoir in zijn
ouderlijk huis, die hij ook in Duizend heuvels
noemt. De mandjes betoverden hem zo dat hij op zondagochtend, in plaats van
naar de kerk te gaan, op de rommelmarkt in Turnhout oude boeken over Congo op
de kop tikte. Krachtvoorwerpen zoals deze boeken kunnen veel betekenen en de
bezitter ervan sturen. Zelf bezit hij ook een fetisj maar die heeft hij goed
opgeborgen.
Van der Wielen zegt dat de betoverde wereld om ons heen is.
Peeters antwoordt dat het kwaad bestaat, onder andere in
pestpartijen op het werk. Devisch stelde dat men op een bepaalde leeftijd kan
zeggen dat iemand een kwaadaardig persoon is.
Van der Wielen begint
over de valkuilen die een schrijver over Congo moet zien te ontlopen. Hij
vergelijkt het met de stille kracht in de Indonesische samenleving.
Peeters kan ermee omgaan omdat hij niet oordeelt. Als men
tijdens vraaggesprekken gaat discussiëren leert men weinig, zegt hij. Het is beter vragen
te stellen en de ander aan het woord te laten. Het goede, ware en schone hoeven
niet samen te vallen.
Van der Wielen zegt dat de mensengenezer binnen zijn eigen
kader werkt.
Peeters antwoordt dat men daardoor weer verder kan met
leven. Ook zijn eigen roman is niet vrijblijvend. Het is een onderzoek dat hij
samen met de lezer onderneemt. Peeters verwijst naar de daimon van Plato om aan
te geven dat er boodschappers in de wereld zijn die de mens op een bepaald
spoor zetten. Hij vertelt zijn dromen aan zijn vrouw om meer inzicht te krijgen
in zijn eigen onbewuste proces en gelooft in de magie van ontmoetingen. De vijf
zoons van zijn ouders zijn allemaal verschillend door uiteenlopende
ontmoetingen. Als antropoloog bestudeert Devisch het boerenbestaan in Congo. Aan
het eind keert hij weer terug naar de Westhoek, waar zijn vader vrede heeft met
het beëindigen van het boerenbedrijf.
Van der Wielen brengt de gespletenheid van Peeters ter
sprake ten aanzien van Congo en Rwanda. Er is sprake van bewondering en
ergernis.
Peeters was twee jaar geleden in Congo en had daar een
dubbel gevoel van weemoed en frustratie over de armoede. De slachting in
Rwanda was pijnlijk voor de Belgische staat. Volgens Peeters heeft Nederland
het koloniale verleden beter verwerkt dan zijn eigen land. Veel wordt
verzwegen. Hij is betrokken bij het nieuwe Afrika museum in Tervuren en denkt
dat er geen afdoende antwoord is op het verleden.
Van der Wielen wil tenslotte weten wat Devisch van De mensengenezer vond.
Peeters antwoordt dat de professor trots op zijn vroegere
leerling was, met name over aspecten van hemzelf die nooit voor het
voetlicht kwamen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten