Nadere beschouwing van de Molukse acties in de jaren
zeventig
De titel van de documentaire van
Coen Verbraak met de ondertitel 40 jaar
na de Molukse kaping slaat op de yell die de gegijzelde schoolkinderen achter
de geopende ramen van de geblindeerde lokalen naar Van Agt riepen, met de
bedoeling schot in de zaak te krijgen. De regering in het crisiscentrum in de
Willem Friso kazerne wachtte af, zo lang dat de passagiers in de trein bij De
Punt, dachten dat men hen vergeten was. Coen Verbraak haalt de herinneringen
over de dramatische gebeurtenissen in mei en juni 1977 weer naar boven. Hij
laat archiefbeelden zien en praat met betrokkenen, waaronder het aimabele
schoolhoofd Eef van der Vliet, leerkrachten, leerlingen, Noes Solisa,
woordvoerder van de kapers, die ik al leerde kennen in het boek Een woord een woord (2016)van Frank
Westerman, Chris, de broer van de omgekomen treinkaapster Hansina en mensen die
vastzaten in de trein. Ook Van Agt en Den Uyl komen aan het woord.
Verbraak plaatst de terreuracties in perspectief door een
stukje voorgeschiedenis te laten zien. Alle kapers hebben vaders, die in het
Koninklijke Nederlands-Indische Leger hebben gediend en na de onafhankelijkheid
van Indonesië naar Nederland werden gehaald waar ze vervolgens in kampen, zoals
Westerbork, aan hun lot werden overgelaten. Solisa zegt dat men zich door de
regering, die hun militaire status afnam, belazerd voelde. Er kwamen vreedzame protesten
die echter niet het gewenste resultaat opleverden. Onlusten, geïnitieerd door
jongeren, culmineerden in vijf terreuracties, om te beginnen met een
treinkaping bij Wijster in 1975 en eindigend met de bezetting van het
Provinciehuis in 1978. Daartussen speelden zich de treinkaping bij De Punt onder
leiding van kaper Max en de schoolgijzeling in Bovensmilde af.
Eef van der Vliet heeft begrip voor de doelstellingen van de
kapers, maar is nog steeds woedend over de gijzeling van de schoolkinderen. De
leerkrachten hadden besloten dat zij zich op een granaat zouden werpen als die
naar binnen werd gegooid. Van Agt vond de toestand aangrijpend, vooral omdat
hij zelf kinderen in die leeftijd had. Hij gaf vrijlating van de kinderen de
voorrang boven bevrijding van de treinpassagiers. Den Uyl is stellig over het
feit dat men nooit gijzelaars naar het buitenland zal laten vertrekken, zoals
de kapers eisten. Misselijkheid onder de kinderen werd door Van der Vliet als
hersenvliesontsteking bestempeld, hetgeen ervoor zorgde dat de gijzelnemers de
kinderen in paniek vrijlieten. Van der Vliet vertelt dat de leerkrachten daarna
hadden kunnen ontsnappen maar dat niet deden uit angst dat wraak zou worden
genomen op de treinpassagiers. Zelf vreesde hij voor zijn leven toen hij
bedreigde werd met een pistool en ook toen de regering de belofte verbrak om de
kapers een vrije aftocht te geven. Van Agt zegt dat na twee weken over
ingrijpen gestemd werd en dat de voorstanders met 3-2 wonnen.
De actie van de mariniers werd voorafgaan door oorverdovend
lawaai van de Starfighters die op slechts zes tot tien meter over de trein
vlogen. Door afluisterapparaat die in de voedselvoorziening zat en door
warmtebeelden wist men precies waar de kapers zich bevonden. De passagiers
vreesden het ergste toen het bombardement begon. Tegelijk reden tanks de school
in Bovensmilde binnen. De leerkrachten hadden zich teruggetrokken in het
leermiddelenmagazijn. De kapers schreeuwden dat men niet moest schieten en dat ze
zich overgaven. Den Uyl ervoer het gebruik van geweld als een nederlaag, maar vond
het wel noodzakelijk. Van Agt zegt dat de militairen geen instructie hadden
gekregen om de kapers te doden, maar dat hij niet garandeert dat deze woorden
ook zo overgekomen zijn op de mariniers. De gijzelaars zaten met de brokken en
leefden verder in angst. Van der Vliet kampte met schuldgevoelens ten opzichte
van zijn vrouw en kinderen. De zaak werd opgerakeld toen er in 2012 een
voordracht kwam om de mariniers een lintje te geven. Nabestaanden van Hansina
en leider Max eisten een schadevergoeding van de staat omdat de kapers ten
onrechte met kogels doorzeefd waren. Van der Vliet zegt dat de verhoudingen in
het dorp lang verstoord waren. Er werd een brink gemaakt om de kloof te
dichten.
In een nagesprek (zie foto) met de Molukse publiciste Sylvia
Pessireron, president van de RMS in ballingschap John Wattilete en een zoon van
treinkaper Abé Sahetapy polst Verbraak de huidige gevoelens onder de Molukkers.
De ouders praatten thuis nauwelijks over het onrecht hen aangedaan, maar dat
was wel duidelijk voelbaar. Nog steeds in het ongenoegen over de handelswijze
van Nederland groot. Sympathie voor de kapers is daarom niet vreemd. Acties
zoals in de zeventiger jaren zijn niet meer te verwachten. Tegenwoordig richt
men de blik op de Molukken waar veel angst is om tegen Indonesië op te staan.
Wattilete stelt excuses van Nederland op prijs. Pessireron voegt daaraan toe
dat daarna wellicht excuses kunnen volgen aan de beschadigde treinpassagiers.
Als mens vindt zij het leed dat zij ondergingen vreselijk. Op de vraag van
Verbraak of een Molukse ook geen mens is antwoordt ze op de valreep dat men de
zaak op verschillende manieren kan bekijken.
Wellicht kan theater, het middel dat Frank Westerman aan het
eind van zijn boek aanreikt om de verschillen te overbruggen, de kloof enigszins
dichten.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten