Jacht naar Groenlandse haai met boodschap via de achterdeur.
De Noorse schrijver Morten Strøksnes (Kirkenes, 1965)
schreef Haaienkoorts dat als
ondertitel heeft: De kunst van het vangen
van een grote haai in een rubberbootje op de Noorse Zee. Daarmee lijkt
alles gezegd, maar dat is niet zo. Haaienkoorts
is een allegorische roman over onze vernietigende relatie met de natuur.
Jeroen van Kan vat de inhoud van het boek kort samen. Het
gaat over een zoektocht in het noorden van Noorwegen met een vriend, Hugo
Aasjord, naar de Groenlandse haai, een kolossaal beest dat op grote diepte
leeft en wel vijfhonderd jaar oud kan worden. Of gaat het om iets anders?
Strøksnes antwoordt dat de zoektocht een metafoor is voor
onze verhouding met de natuur. De twee vrienden doen vier seizoenen lang hun
best om de haai te vangen, maar dat wordt steeds minder belangrijk. In de jacht
van de mens zijn positieve maar ook negatieve kanten te onderscheiden. De jacht
op de Groenlandse haai is destructief, al staat het dier niet op de rode lijst
van bedreigde diersoorten. Toch is de roman een waarschuwing tegen de
vernietiging van het zeeleven. Water is het belangrijkste element op onze
planeet. We komen eruit voort en zijn er afhankelijk van. Strøksnes vindt het
beangstigend dat de chemische samenstelling van het water verandert. Door het
toenemen van de zuurgraad sterven soorten uit en blijven alleen kwallen en
algen over.
Van Kan laat foto’s zien van de jacht die Morten en Hugo
ondernamen.
Strøksnes vertelt erbij dat ze afkoersten op de Lofoten
Muur, een bergketen in het noorden van Noorwegen. Hugo komt uit een familie van
vissers die bezig is met innovatie van de bedrijfstak. De Groenlandse haai is
bijna blind door een aandoening, veroorzaakt door een parasiet. Omdat hij goed
kan ruiken, blijft hij in leven. Veel is onbekend over het leven van deze haai
op de bodem van de zee. Sommige soorten sterven af nog voor we ze in kaart
hebben gebracht. Net als het regenwoud, vormt de oceaan een vindplaats voor grondstoffen
voor medicijnen.
Van Kan begint over Hugo.
Strøksnes vertelt dat hij in een woest gebied woont, op het
eiland Skrova, en dat hij veel ervaring heeft met de zee. Hij hoorde als kind
enge verhalen van familie over de Groenlandse haai, waardoor het dier een
obsessie voor hem werd. Hij is inmiddels zestig jaar oud. Strøksnes wilde een
boek schrijven over dit onderwerp en Hugo was een ideale reisgenoot omdat hij
veel verhalen kent. Ze waren eerder samen op zee. Strøksnes vindt het veldwerk
in een zodiac boeiend.
Van Kan vraagt waarom de vraag naar de Groenlandse haai lang
in het boek wordt uitgesteld.
Strøksnes vertelt dat hij aangestoken werd door de obsessie
van Hugo, maar dat het geen macho onderneming was. Ze vroegen zich af waar ze
mee bezig waren. De lezer kan een eigen invulling aan de roman geven, maar
Strøksnes zou blij zijn als zijn gevoel gedeeld wordt over zijn twijfel aan
onze leefwijze. Waarschuwen tegen de verkwisting helpt niet. Dan ziet men de
ander als een vertegenwoordiger van een betere soort en sluit men zich van hem
af. Door hen voor te stellen als ellendige jagers hoopt hij op meer betrokkenheid.
De boodschap komt door de achterdeur binnen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten