Verhaal biedt meer mogelijkheden tot perfectie dan roman
Filosoof en literatuurwetenschapper Daniel Kehlmann
(München, 1975) maakte naam in 2006 met de roman Het meten van de wereld over de zakelijke verhouding tussen
geograaf Alexander von Humboldt en de wiskundige Gauss die een andere ingang om
de wereld te onderzoeken. De eerste gaat erop uit, de tweede blijft achter zijn
bureau zitten. Daarna ontmoeten ze elkaar weer en bespreken hun resultaten.
Ondanks de boeiende onderwerp vond ik de roman te schetsmatig, te weinig
ontroerend. Inmiddels heeft Kehlmann een spookverhaal uitgebracht dat de
gemoederen meer in beroering zal brengen. Zelf heeft hij er ieder geval erg van
genoten om het te schrijven.
Jeroen van Kan vat het verhaal kort samen. Het gaat over een
scenarioschrijver die met vrouw en vierjarige dochter zijn intrek neemt in een
onheilspellend huis in de bergen. Het verhaal is kort, met 96 bladzijden ter
grootte van een novelle.
Kehlmann zegt dat een spookverhaal noodzakelijk kort moet
zijn, omdat de lezer ervan overtuigd moet worden dat spoken bestaan. De
spanning moet volgehouden. Het verhaal moet het liefst in een keer uitgelezen
worden.
Van Kan refereert aan het feit dat de scenarioschrijver aan
het eind zegt dat alles verteld is, hetgeen niet het geval is.
Kehlmann verwijst naar horrorfilms die, vanaf The blair witch project opnames
gebruiken die men gemaakt heeft van spoken. Het bracht hem op het idee om een
notitieboekje te maken van een schrijver die allerlei onverklaarbare zaken
beleeft. We weten niet wat de schrijver niet genoteerd heeft en hij spreekt
zichzelf ook tegen.
Eerst zijn er al spanningen tussen hem en zijn vrouw, zoals
vaker tijdens vakanties. Daarna merkt de man, sterker dan zijn vrouw, dat er
dingen gebeuren die niet kloppen en die zijn begripsvermogen te boven gaan. Hij
heeft ook rare dromen. Eerst denkt hij nog dat het door oververmoeidheid komt,
maar dan besluit hij dromen en voorvallen, die met spookverschijningen te maken
hebben, te noteren.
Van Kan stelt de kennistheoretische vraag waarom we denken
dat we in de realiteit leven.
Kehlmann antwoordt dat de situatie die zij aan tafel in de
studio beleven consistent is, dat er geen vreemde dingen gebeuren, terwijl voor
het gezin de muur tussen droom en werkelijkheid weg is. Door het schrijven van
een klassiek spookverhaal wilde hij clichés vermijden, waarin spoken slechts
een fantasie zijn of het gevolg van een gestoorde waarneming. Op een bepaald
moment merkt de schrijver dat het te laat is om nog te vertrekken. De Duitse
titel is niet mooi, maar drukt wel uit waarover het gaat. Hij schreef de
novelle vooral in de nacht, eerst in de vorm van een eigen notitieboekje. Het
schrijven bezorgde hem een angstig gevoel. Vooral het relationele aspect. Het
zwaartepunt ligt bij de verhouding tussen de man en zijn dochtertje. Hij merkt
dat hij haar niet kan beschermen, de illusie van veiligheid niet in stand kan
houden. Zelf kon hij zich goed in de man verplaatsen omdat hij zelf een jonge
dochter heeft. Hij werd bang toen de man een lelijke vrouw in zijn droom zag
die ook op een schilderij was afgebeeld dat later verdwenen bleek te zijn. Het
feit dat de man zichzelf in de steek laat was angstig voor hem.
Van Kan noemt een andere situatie waarin de man zijn dochter
op een babycam ziet, maar haar niet meer ziet als hij haar kamer binnengaat.
Kehlmann noemt het verontrustend dat de waarneming niet
klopt.
Tenslotte begint Van Kan over het verhaal dat Kehlmann als
literaire vorm gebruikt.
Kehlmann zegt dat het verhaal meer dan de roman de perfectie
kan benaderen. Zijn boek Roem kan
gelezen worden als een bundel losse verhalen maar ook als roman.
Hier
een interview met Kehlmann over de novelle door Willem Goedhart.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten