Standvastige architect van De Republiek
Het interview van Peter de Rijk met Thomas Rosenboom over Het einde van Johan van Oldenbarnevelt wordt
voorafgegaan door een minicollege door historicus Geert Janssen, hoogleraar aan
de UvA en schrijver van Het stokje van Van
Oldenbarnevelt. Hij schetst de hoofdpersoon van vanavond in zijn tijd, de
Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden en daarna. Aan het eind van de
achttiende eeuw werd er een standbeeld voor Van Oldenbarnevelt ontworpen
waarbij hij een vrijheidshoed draagt en zijn tegenstrever Maurits van Nassau
onder de voet houdt. Daarmee maakte hij deel uit van de propaganda campagne van
de patriotten. Zijn stok was een relikwie.
De tegenstellingen met Maurits helpen volgens Janssen echter
niet om Van Oldenbarnevelt beter te begrijpen. Hij wil een antwoord vinden op
de vraag waarom een gelouterd staatsman op 71 jarige leeftijd op het Binnenhof
werd onthoofd. Om dat drama te begrijpen dient men te weten welke drie soorten spanningen
er in De Republiek heersten tijdens het Twaalfjarig bestand met Spanje vanaf 1609.
In politiek opzicht was de staatsinrichting onduidelijk en
werd de staat bestuurd naar gewoonte.
Op religieus terrein heerste er onenigheid in de
protestantse staat over de invulling tussen een homogeen calvinistisch geloof
of een meer heterogene godsdienst. Daarbij kwam dat vele inwoners liever het
vermaledijde katholicisme, het geloof van de vijand, aanhingen.
Op de derde plaats waren er sociale spanningen door de grote
instroom van vluchtelingen uit de Zuidelijke Nederlanders, voorstanders van het
calvinisme.
Omdat Van Oldenbarnevelt als Amersfoortse ambtenaar niet
geworteld was in de Hollandse politiek, begon hij een advocatenpraktijk in Den
Haag en in het geschil met Spanje stond hij achter Willem van Oranje. Daarmee
breidde hij zijn invloed uit. In 1576 werd hij pensionaris van Rotterdam, tien
jaar later landsadvocaat van Holland. Door de financiën op orde te brengen werd
hij de politieke architect van De Republiek.
Anderzijds bleef hij een ambtenaar. Een vriendennetwerk was
onmisbaar voor zijn positie. Hij benoemde familieleden op sleutelposten en
trouwde met Maria van Heemskerk uit berekening.
De voortdurende zoektocht naar macht en geld leverde hem de
status van parvenu op en verklaart ook zijn houding tijdens het Twaalfjarig
Bestand: Hollandocentrisch, pro-vrede met Spanje en politiek koersend op de
katholieke Franse koning.
Het conflict tussen remonstranten en contraremonstranten was
meer dan alleen een theologisch dispuut. Het ging ook over de verhouding tussen
kerk en staat. Van
Oldenbarneveldt vond dat de kerk onder de verantwoordelijkheid
van de overheid hoorde te staan. Door zijn keuze voor de remonstranten streek
hij de calvinisten tegen de haren. Zijn advies aan de steden om waardgelders in
te zetten om relletjes te beslechten viel bij militair Maurits in het verkeerde
keelgat. De laatste was tegen vrede met Spanje, skeptisch over een Franse koers
en tegen de inzet van troepen. Hij werd achterdochtig tegen Van Oldenbarneveldt,
die niet met hem overlegde en vreesde een geheime agenda, waarin de katholieken
meer macht zouden krijgen.
Het conflict tussen de stadhouder en de landsadvocaat leidde
tot polemische pamfletten en een dreigende burgeroorlog, waardoor Maurits zijn
vroegere leermeester liet oppakken. Door het benoemen van nieuwe bestuurders
pleegde hij min of meer een staatsgreep. Na een kort proces werd Van Oldenbarnevelt
in 1619 onthoofd. Janssen zou hem geen held van het vrije
woord noemen maar vindt dat het iedereen vrij staat daarover
te oordelen.
Maurits haalde nooit meer een militaire overwinning en was
de enige Oranje op wie ooit een moordaanslag is beraamd. Het is onbekend hoe
hij zich voelde over de veroordeling van zijn vroegere leermeester. Hij hoopte
wellicht dat Van Oldenbarnevelt gratie zou vragen, maar dat stond voor de
laatste gelijk aan het bekennen van schuld. Nog in de jaren vijftig was een
standbeeld voor Van Oldenbarnevelt een punt van discussie. Hoewel Juliana geen
probleem had met een standbeeld op het Binnenhof, werd dat toch maar op de
Vijverberg geplaatst, zodat de Oranjes niet jaarlijks tijdens Prinsjesdag tegenover
de tegenstrever van hun voorzaat zouden komen te staan.
Peter de Rijk introduceert Thomas Rosenboom als de enige
Nederlandse schrijver die twee keer de Librisprijs won: in 1994 met Gewassen vlees, in 1999 met Publieke werken, beide historische
werken. Hij maakte verschillende hertalingen als broodnodige afwisseling van
zijn romans. Hij noemt Exotische liefde
(2011) op basis van Reize in eenen palanquin door Jacob Haafner, die zich volgens Rosenboom kon meten met Multatuli.
Het einde van Johan Van
Oldenbarnevelt is een hertaling van de gelijknamige tekst van Jan Francken,
een knecht van Van Oldenbarnevelt. Rosenboom zegt in zijn licht klagerige dictie dat zo’n oude tekst wel doordringt als men er naar blijft kijken. Als
hulp in de huishouding tijdens zijn studieperiode kreeg hij van een mevrouw die
vernam dat hij schrijver was, een achttien delig dagboek in handen dat
geschreven was in een Gothisch handschrift. Helaas bevatte het weinig nieuws.
In die tijd schreef men geheime en gewone dagboeken. Rosenboom kreeg een gewoon
exemplaar in handen met daarin informatie over het weer en het eten, een soort
dagboek achteraf.
Volgens Rosenboom was de ongeveer 25-jarige Francken niet
gestudeerd maar wel een ontwikkeld man. Francken was aanwezig in de geblindeerde
ruimte waarin Van Oldenbarnevelt enkele maanden op zijn proces wachtte. De
sfeer was vergelijkbaar met die in Het
proces van Franz Kafka. Van Oldenbarnevelt was niet bewust van de
beschuldigingen. De sfeer van onkwetsbaarheid slaat om in een gevoel van
bedreiging.
De verstandhouding tussen Francken en Van Oldenbarnevelt
veranderde tijdens de gevangenschap van formeel in persoonlijk. Eerst schrijft
Francken nog over de kamer van de heer Van Oldenbarnevelt, later heeft hij het
over onze kamer. Aan het eind van de gevangenschap vraagt hij of zijn heer nog hem
wil gedenken in zijn testament. Van Oldenbarnevelt vindt dat niet vreemd. Hij zal
Francken ook aanbevelen voor een nieuwe baan. Na de executie mocht Francken niet
weg. Hij werd ondervraagd over de laatste uitlatingen van zijn heer, maar
weigerde uit loyaliteit daarop te antwoorden.
De Rijk memoreert de laatste woorden van Van Oldenbarnevelt:
‘Maak ’t kort, maak ’t kort.’ Die zouden gericht zijn tegen de beul, maar
wellicht ook tegen de knecht.
Rosenboom zegt dat Francken wellicht erg beleefd en
omstandig afscheid nam van zijn heer.
Van Oldenbarnevelt beklaagde zich eerder over de procesgang.
Hij wilde de notulen lezen om zich voor te bereiden op zijn verdediging, maar
kreeg die niet te zien. De notulen zijn volgens Janssen niet meer aanwezig. Helaas
zijn ook de brieven die Van Oldenbarnevelt tijdens zijn gevangenschap schreef
niet bewaard gebleven, anders hadden we meer geweten over zijn motieven.
De Rijk zegt dat het verslag leest als een roman. In sintels
en fruit werden geheime boodschappen doorgegeven. De verontwaardiging van de
knecht is voelbaar. Had Rosenboom daar geen Gewassen
vlees van kunnen maken?
Rosenboom vindt zichzelf geen historicus en vreesde hun
kritiek. Hij vertelt over Gewassen vlees,
een project waar hij negen jaar lang met de nodige twijfels aan werkte. Hij
draaide vooraf altijd een nummer van Mick Jagger om de spanning op te bouwen.
Aan het eind van de avond dronk hij een halve liter bier in een café. Op de
avond dat hij de roman beëindigd had hoorde hij in het café weer dat nummer van
Mick Jagger en schoot acuut in een kramp, maar daarna was er een gevoel van
bevrijding.
Hier
een mooi artikel in DBNL van Jan en Annie Romein over Johan van Oldenbarnevelt uit
Erflaters van onze beschaving. Volgende
keer komen de gebroeders De Witt langs. Dat wordt nog bloediger, kondigt De
Rijk aan.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten