Wim Brands valt meteen aan. Hij wil weten wat de eerste
literaire ervaring was van Oek de Jong.
Dat was Nader tot U.
Halverwege de jaren zestig. Oek was vijftien jaar oud en ging in de zomer met
zijn ouders zeilen in Friesland. Op regenachtige dagen trokken ze met de auto
rond langs de terpdorpen. Oek zat in de kattenbak van de Renault 4 en las met
opgetrokken knieën het brievenboek van Gerard van het Reve, geschreven vanuit
Greonterp, waar hij in 1964 naar toe verhuisd was. De suizende leegte op de
terp die Reve beschreef ervaarde hij aan den lijve. Nader tot U was een explosie van werelden, een geniaal mengsel
waarin die samenkwamen.
Brands gaat verder over het essay Wat alleen een roman kan zeggen. Hoewel de roman vaak wordt doodverklaard,
gaat die toch steeds maar door.
De Jong vat dat vermeende sterven op als een teken van
vitaliteit. Al vele jaren had hij een persoonlijk verhaal in zijn hoofd over de
roman. Eerst zou een Lof van de roman
schrijven, maar dat perspectief leek hem toch te beperkt. Hij schetste daarom
de roman in zijn tijd. Na de eerste culturele revolutie in de jaren zestig en
zeventig maken we inmiddels een digitale revolutie mee die de maatschappij, net
zoals na de uitvinding van het schrift en de ontdekking van de boekdrukkunst,
op zijn kop zet. De Jong stelde zich de vraag hoe een roman daarin kan
overleven en wat de kracht ervan is.
Brands begint over Flaubert die een neukpartij beschrijft in
zijn dagboek maar in Madame Bovary omfloerst
over het thema spreekt.
De Jong zegt dat de roman steeds meer het domein wordt van
seksuele handelingen. Het meest opvallend in de evolutie ervan is dat de
werkelijkheid steeds meer de roman ingetrokken wordt. De roman die begint met
Don Quichot wordt in de negentiende eeuw realistischer. In het dagboek dat
Flaubert bijhoudt tijdens een reis naar de Oriënt, schrijft hij openhartig over
een verblijf bij een courtisane. In Ullyses neemt James Joyce voor het eerst de
sluier weg en daarmee weet hij een gevoel van intimiteit op te roepen. Dat is
een van de mogelijkheden die de literatuur biedt.
De literaire cultuur ondervindt veel concurrentie van de
beeldcultuur. Een van de stellingen in het essay is dat de roman het medium bij
uitstek is om het menselijk leed in zijn totaliteit te omvatten. Dat is de
meerwaarde van de literaire complexiteit. Een roman is in staat om de
gelaagdheid van de persoonlijke binnenwereld in kaart te brengen.
Volgens Brands gaat daarbij toch wel wat mis.
De Jong haalt Philip Roth aan dat niet de roman maar de
lezer door de beeldcultuur uitsterft. Hij is daarover minder pessimistisch. De
Europese cultuur is ouder dan de Amerikaanse en meer verankerd in het leven. Dat
neemt niet weg dat het aantal lezers afneemt. De literatuur is haar dominante
positie kwijt.
Hoe hou je de leescultuur vitaal? vraagt Brands.
Volgens De Jong is daarbij voor het onderwijs een
belangrijke taak weggelegd. Het literatuuronderwijs dient verbeterd en meer aan
te reiken aan de leerlingen.
Het essay Wat alleen
een roman kan zeggen maakt deel uit van een serie. Eerder gingen Connie
Palmen, Bas Heijne, Marcel Möring en A.F.Th van der Heijden De Jong voor.
Hier
een artikel over dit essay van Carel Peeters in VN.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten