Hulp essentieel voor vernieuwende buitenstaanders
Cultureel antropoloog Anton Blok weet volgens Wim Brands
veel van de maffia, maar tracteert ons vandaag op zijn inzichten over
vernieuwende personen in wetenschap en kunst.
Hij schreef daarover De
vernieuwers dat als ondertitel heeft Zegeningen
van tegenslag in wetenschap en kunst. Brands spreekt van een collectieve
biografie van de jaren 1500 tot 2000, maar Blok preciseert dat: zijn boek is gebaseerd
op een collectieve biografie.
Hij was geïnteresseerd in de vraag waarom Einstein de
relativiteitstheorie ontdekte en niet Lorenz of Poincaré. Hij vond het antwoord
in het feit dat Einstein als buitenstaander het zich kon veroorloven een risico
te nemen. Newton kwam tot zijn ontdekking van de zwaartekracht omdat hij, zoals
hij zelf zei, op de schouders van zijn voorgangers stond. Volgens Blok komt
inzicht met kritische afstand. Door buitensluiting kijkt men kritisch naar
hetgeen waarvan men is buitengesloten. Einstein behoorde tot de joodse
minderheid. Hij was de enige jood in een klas waarin de godsdienstleraar een knots
van een spijker toonde van het soort waarmee Jezus zou zijn vastgenageld. Alle
klasgenoten keken Einstein aan. Joden zijn oververtegenwoordigd als het over
vernieuwers gaat.
Brands mengt zich in het betoog door te vragen naar het
belang van dysfunctionele families, waar de vernieuwers vaak uit komen.
Blok noemt de beeldhouwer Brancusi, een van de grootste
vernieuwers in de twintigste eeuw, die aan het eind van de negentiende eeuw de
schapen van zijn vader hoedde in Roemenië. Zijn broers waren bullebakken en
zijn ouders niet zo liefhebbend als die van Einstein die viool leerde spelen.
Brancusi was afhankelijk van onbekenden voor zijn toekomst. Hij deed al
houtsnijden en kreeg een opleiding in Boekarest en later in Parijs.
Brands noemt lichaamslengte als indicatie.
De natuurkundige en aforist Lichtenberg had een klein
postuur en een lelijk gezicht. Ileen Montijn schreef in een essay dat zoiets rampzalig
voor mannen was. Ook andere fysieke problemen leidden tot een
uitzonderingspositie. Docent wiskunde en schrijver Lewis Caroll was slank en
lang, maar aan één oor doof en stotterde, waarmee hij werd gepest. Hij leed
daaronder.
Personen die van buiten het vakgebied komen zoals Johan
Huizinga of Spinoza hebben vaak een frisse kijk op hun vak. Vanuit de periferie
heeft men afstand. Blok moet denken aan Gregor Mendel, die met tegenzin op een
boerderij opgroeide en voorbestemd was zijn vader op te volgen. Hij wendde
zelfs in de vakanties een geheimzinnige ziekte voor, tot een zwager de last van
hem afnam en de boerderij kocht. Mendel ging naar het gymnasium en daarna
stapte hij als monnik in Brno in de onderzoekstraditie.
Behalve onthechting van de omgeving is het ook belangrijk om
helpers te hebben. De astronoom Copernicus werd op tien jarige leeftijd wees en
opgevoed door zijn oom, die een studie betaalde voor hem en zijn broer Andreas.
De laatste mislukte echter. Blok denkt dat de jongere Andreas meer last had van
het wegvallen van zijn ouders.
Blok haalt het aforisme van Kierkegaard aan dat het leven
vooruit moet worden geleefd en achterwaarts begrepen. Tegenslag leidt niet
automatisch tot vernieuwing. Het gros mislukt. Hulp is essentieel.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten