‘Of misschien is alles herinnering.’
Indrukwekkende monoloog van bijna vierhonderd bladzijden van
een beheerder van een bungalow park, die in stille tijden, als er weinig mensen
zijn, bordjes schildert voor de graven die verspreid in het bos liggen.
Misschien is het een Poolse traditie om naambordjes te maken in plaats van
grafstenen te beitelen. In ieder geval komt er een andere man bij hem langs om
bonen te kopen. Tijdens het doppen van de bonen vertelt de beheerder zijn
levensverhaal.
Zowel de graven in het bos als de bezoeker maken
nieuwsgierig. Ook de verteller weet niet precies wie hij is. Hij vermoedt dat
de man hem kent want anders was hij niet bij hem terecht gekomen. Overal kunnen
bonen gekocht worden en het is helemaal niet zo gemakkelijk is om hem te vinden
in het verlaten bungalowpark.
De beheerder vermoedt dat de man een huisje wil kopen of dat
hij ingetrokken is in het huisje van een ander, ene meneer Robert. Zelf is hij
namelijk ook via meneer Robert in dit park terechtgekomen. Hij was in die tijd
saxofoonspeler in een buitenlands orkest en werd met aanlokkende voorstellen
verleid werd om terug te gaan naar zijn geboorteland.
Beetje bij beetje leren we de beheerder kennen, die een zwaar
leven achter de rug heeft en aan reuma lijdt: na de oorlog verbleef hij in het
weeshuis en daarna werkte hij in de bouw als elektricien. De anekdotes zijn
prachtig, de verhalen snijden in je ziel. Over de sympathieke muziekleraar
bijvoorbeeld die altijd dronken was en doelwit werd tijdens een opstand onder
de jongens.
Op een natuurlijke manier last de verteller de
gebeurtenissen aan elkaar en stelt daarbij filosofische vragen, bijvoorbeeld
als hij aankomt op het bungalowpark. ‘De huisjes doemden op in de duisternis,
maar welk van de huisjes dat van meneer Robert was wist ik niet. En daar stond
ik dan en ik bleef maar staan, niet wetende waar ik was. Ineens was ik er niet
meer zeker van of ik het wel was die daar stond.’
Of over de menselijke vrijheid die volgens hem ook een soort
dwang is. ‘Uiteindelijk is de mens voor zichzelf de meest hardnekkige dwang.
Vaak moeilijk te verdragen.’ Het zijn dit soort opmerkingen die
lotsverbondenheid scheppen en het boek tot een aangrijpend menselijk document
maken.
Soms wist ik niet of de beheerder in een verhaal zat of dat
hij tegen zijn gast praatte. Het einde vond ik wat warrig en de titel had mijn
inziens beter ‘Onder het doppen van bonen’ kunnen heten, maar met alle
raadselachtigheid blijft dit boek een puur meesterwerk.
Net als de recensie van De geheime schrift schreef ik deze ook deze beknopte recensie in 2010.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten