Over een vis die zee wil zijn
Een mens
heeft te maken met gevoelens, gedachten en lichamelijke gewaarwordingen, die vaak
niet met elkaar in overeenstemming zijn. Het contact met de wereld verloopt daardoor
weinig harmonieus. Om daaraan tegenwicht te bieden, probeert men de eigen
belevingswereld te neutraliseren, maar helaas is het gevolg daarvan dat men een
wezenlijk deel van zichzelf afsluit.
In het
prozawerk Dorst hebben Coco en haar
moeder Elisabeth moeite hun levens op elkaar af te stemmen. Ze ontmoeten elkaar
toevallig op de Overtoom aan het eind van het leven van de moeder. Meteen is de
conversatie stroef. Hun relatie was dan ook nooit gemakkelijk. Elisabeth kampt
met een levenslange autistische stoornis, waardoor ze haar dochter nauwelijks heeft
kunnen opvoeden. Ze sloot Coco op zeer jonge leeftijd op, maar natuurlijk zonder
het gewenste resultaat. Coco’s latere val door een ruit betekende het einde van
de relatie tussen de ouders.
Het besluit van
Coco om weer bij haar doodzieke moeder te gaan inwonen, lijkt eerst gebaseerd
op een grap, een uitdagende opmerking tijdens een hilarisch chinees etentje met
haar vader, zijn vriendin en Coco’s oudere vriend Hans, maar ze zet door, ook
tegen de wens van Hans in.
Coco kreeg door
de psychische problemen van haar moeder moeite met haar identiteit, al woonde
ze na de echtscheiding vooral bij haar vader en zijn vriendin. Ze kent haar eigen
grenzen niet, weet niet wat ze wil en voelt zich gauw teveel. Ze is een vis,
zegt ze, terwijl ze ernaar snakt om zee te zijn. Grappig in dit verband is de
verhouding tussen de vis Coco en het viswijf, waar haar moeder vroeger voor
werd uitgemaakt. Als haar vriend Hans, tegen wie ze alles mocht zeggen, hun
relatie op losse schroeven zet, schiet ze in het andere uiterste.
Het verhaal
wordt voornamelijk vanuit het perspectief van Coco verteld, maar soms ook
vanuit dat van Elisabeth. Deze laatste gebruikt het liefst kapperswoorden omdat
die veilig zijn. Ze doet haar best bij Coco te passen, die ze nog steeds in
haar buik voelt, maar gemakkelijk is dat niet. De belevingswereld van de moeder
komt helaas niet helemaal uit de verf. Enerzijds komt ze niet verder dan het
repeteren van klanken, maar anderzijds heeft ze wel inzicht in de familiale verhoudingen.
De
gesprekken leiden tot leuke gedachtekronkelingen, zoals tijdens de ontmoeting van Coco
met Hans: ’Ze vond het amusant dat hij haar commandeerde en omdat ze het
amusant vond dacht ze dat het niet erg was om gecommandeerd te worden.’ Een
andere keer leiden ze tot nogal uitgesponnen dialogen. De communicatieve taal staat
tegenover de kapperstaal, die vooral wil verbloemen, zoals in een oproep van
Hans om eens te praten over hun relatie. ‘Als mensen zeggen dat ze moeten
praten, willen ze meestal alleen iets komen vertellen,’ merkt Coco wijsneuzig
op.
Esther Gerritsen
morrelt aan de bestaande conventies in taal en gewoonten, stelt de manier
waarop we met elkaar omgaan in twijfel, probeert daar wat meer lucht in te
krijgen, maar vrij worden we nooit. Daarvoor zijn we te beperkt. Dat Gerritsen
op haar weg verder moge gaan. Haar taal is springlevend. Dan valt er vanzelf wel eens een Librisprijs in haar net.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten