Heksen zijn er in alle soorten en maten. In de
inleiding van Baba Jaga legde een ei die
de titel draagt In het begin vallen ze u
niet op… wordt de lezer al gewaarschuwd voor oude vrouwtjes die anders zijn
dan ze zich voordoen. Ze lijken hulpeloze schepsels, maar ze bezitten een macht
die de werkelijkheid overstijgt.
De heks Baba Jaga is een begrip in Oost-Europa. ‘Ze
kan goed zijn, maar ook heel slecht; ze is de moeder en soms ook de moordenares
van haar eigen dochters; ze is een vrouw, maar ze heeft geen man en heeft die
ook nooit gehad; ze is een helpster maar tegelijk een samenzweerster; ze is uit
de menselijke gemeenschap verstoten maar communiceert desondanks met de mensen;
ze is een strijdster, maar evengoed een huisvrouw; ze is ‘een dode’, maar ook
een levend wezen: ze stopt kleine kinderen in de oven maar wordt uiteindelijk
zelf gebraden; ze kan vliegen maar is tegelijkertijd aan de aarde gebonden.’
Ugresic doet in drie delen de aard van deze heks met
haar grillige karakter uit de doeken. Ze speelt daarbij een spel met de
werkelijkheid. Alleen al de ondertitels zijn raadselachtig, zoals die van het
het eerste deel dat op te vatten is als een eerbetoon aan de oudere medemens: Ga heen naar daar – ik weet niet waar, en
breng me dat – ik weet niet wat.
Dit meest ontroerende deel gaat over de relatie van de
schrijfster met haar oude moeder, die in een nieuwbouwwijk van Zagreb woont, in
het huis waarin de dochter geboren is. De moeder, afkomstig uit Bulgarije, is
een eigenzinnige vrouw die met haar stofdoek door het huis loopt, langzaam door
kanker gesloopt wordt en aan vergeetachtigheid lijdt. Ze klaagt erover dat ze
haar oude vriendin Pupa, een gepensioneerde gynaecologe, zo weinig meer ziet.
De dochter ziet de gedragingen van de moeder als ‘signalen van een fundamenteel
lijden dat al jarenlang in haar smeulde, van een permanent aanwezig gevoel dat
niemand haar zag, dat ze voor iedereen onzichtbaar was.’
Het jonge Bulgaarse dienstmeisje Aba, een afgestudeerd
slaviste, gaat samen met de dochter naar een kustplaats in Bulgarije, waar de
moeder geboren is. Het samenzijn leidt tot een prachtig ironisch relaas over
een onmogelijke relatie tussen de schrijfster en haar jongere idool, die
folklore specialiste is, een vak waar de schrijfster weinig mee op heeft. De
schrijfster irriteert zich aan het gedrag van de slaviste: ‘Het was een
ondertoon van honger. Van een hongerig, hunkerend verlangen dat ik zo goed
kende. Een verlangen naar genegenheid dat als een magneet door een soortgelijk
verlangen naar genegenheid bij de ander werd aangetrokken en zich daarmee
voedde: een verlangen naar aandacht dat bij iemand anders een soortgelijk
verlangen naar aandacht bespeurde; een blind verlangen om door een blinde te
worden geleid;
een kreupel verlangen dat naar een kreupele lotgenoot
zocht; het hunkerend verlangen van een doofstomme die met een doofstomme een
gesprek wilde voeren.’
In het tweede deel wordt de aandacht verlegd naar de
oude Pupa. Ze neemt met een speciale bedoeling samen met haar vriendin Beba en haar
schoonzus Kukla intrek in een duur hotel in Tsjechië. Het is op het eerste oog
een wat kluchterig, absurde geschiedenis, die aan elkaar gepraat wordt door de
vertelster die tempo wil maken om straks in te houden en steeds zegt dat we
door moeten. Het gaat in dit deel om een wirwar van menselijke betrekkingen die
steeds duidelijker wordt maar een wat irreëel karakter heeft, zoals een
kleinzoon van Pupa die als een deus ex machina in het hotel verschijnt. Daarnaast
komen ook ouderdom en sterfelijkheid weer op de proppen in een kritische
benadering van het idee om te verjongen door welness en vitaminepreparaten.
Meer nog dan in het eerste deel staat het tweede deel vol
verwijzingen over hekserijen, die in het derde deel worden verklaard. Ugresic
heeft daar een bijzondere constructie voor gekozen: een uitgeverij stuurt folklore
specialiste Aba een manuscript over Baba Jaga van een auteur met het verzoek om
uitleg. Aba schrijft daarop Baba Jaga
voor beginners, een inleidende tekst over babajagologie, die ze aanvult met
opmerkingen die betrekking hebben op de eerste twee delen van dit boek. Deze
verwijzingen zoals bijvoorbeeld over de koelte die rond schoonzus Kukla
hangt, halen het kluchterige uit het tweede deel en brengen er diepgang in. Op het
eind houdt Aba nog een tirade tegen de mannelijke suprematie die de heks in een
hoekje duwt en geeft ze hen een waarschuwing mee. Verrassend is Baba Jaga legde een ei, niet alleen de
compositie maar ook de inhoud die naast vermakelijk ook leerzaam is.
Hier
mijn verslag van een portret van Dubravka Ugresic (Kutina, 1949), een jaar
geleden uitgezonden door Lichtpunt op
de Belgische tv.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten