Aflevering 1: Hoop en
liefde
Esmeralda van Boon die vlakbij het Tahrirplein woonde en al eerder
boeiende programma’s maakte over de Arabische lente, interviewt een drietal
stellen die elkaar tijdens de opstand op het plein hebben leren kennen. Vol
enthousiasme vertellen ze tussen de archiefbeelden door over de revolutionaire
dagen.
-
Shaima leerde haar man kennen in het
veldhospitaal dat op het terrein van de moskee was ingericht. Ze vindt de huidige
toestand walgelijk. Democratie heeft niet het laatste woord als er onrecht is.
Zo was het al in de Verenigde Staten in de periode van segregatie. Na de
bruiloft gingen ze naar het plein en daarna op huwelijksreis naar Sharm El
Sheikh. Ze leggen uit welke gezichten van jonge martelaren op de muren staan
afgebeeld: Atif die bij hun bruiloft de catering wilde doen, Anas omgekomen in
Port Saïd. Egypte was een verstopt riool en het zal nog wel even duren voor
alle vuil eruit is. Ze vecht ervoor dat haar kind later onderwijs, vrijheid en
rechten krijgt.
-
Achmed een moslim en een Kopte met kind. Haar
vader vreesde dat zijn dochter minder rechten zou krijgen. Achmed lacht dat hij
zeker dacht dat hij nog twee vrouwen erbij zou nemen. De Kopte is niet bang
voor meer vervolging. De militaire dictatuur was erger dan de islamitische. Achmed
werkt in een kunstencentrum waar acties worden voorbereid. Men is zich
onvoldoende maatschappelijk bewust, zegt hij. Het gaat erom de eigen
maatschappelijke rol beter te leren kennen.
-
Een moslim werd opgehaald door zijn vriendin
(met hoofddoek), die een rijbewijs had. Het stel kreeg snel ruzie omdat ze
tegenpolen zijn en verschillende ideeën hebben: hij wilde meer organisatie, zij
hield van het spontane. Hij schrok van de wasmachine bij zijn vriendin thuis,
dacht meteen aan een machinegeweer. Volgens hem heeft de staat de mensen teveel
in de watten gelegd en kunnen ze nu niets presteren. Volgens haar wordt het
geld teveel verheerlijkt boven onderwijs en integriteit. Hij vindt dat men meer
respect voor elkaar moet hebben, net als in Europa.
Esmeralda zit in een taxi die moet uitwijken voor traangas.
Dagelijks wordt tegenwoordig nog gedemonstreerd, waarbij doden en gewonden
vallen, maar nieuws is dat allang niet meer. De eisen van de revolutie zijn
niet ingewilligd. Na het vertrek van Moebarak eist men dat van Morsi. Het
Moslim Broederschap regeert omdat de meeste Egyptenaren analfabeet zijn, zegt
een man. Het is onveiliger geworden, het toerisme is teruggelopen en de prijzen
zijn gestegen.
Volgens een Nederlands sprekende docente Arabisch wilden
jongeren werken en trouwen, maar is daar niets van terechtgekomen. Ze reageren
hun frustratie af in straatgevechten en met graffiti. Dat is hun
communicatiemiddel te midden van de leugens die verspreid worden. Volgens haar
kan de religie los van de staat staan. Meer dan een derde van de gezinnen is
afhankelijk van het inkomen van de vrouw dus die zullen niet accepteren dat de
vrouw het huis wordt ingejaagd. Ook het merendeel van de jongeren, die zestig
procent van de bevolking uitmaken, zijn tegen een islamitische grondwet. Ze
ziet een emancipatie van de armen. De naweeën van de gebeurtenissen worden
onderschat.
Esmeralda schetst het beeld van een lange winterslaap in
Egypte. Na de koloniale tijd bleef het land zestig jaar verstoken van
ontwikkeling. Maar een dictatuur accepteren ze niet meer. Daarvoor is het volk
wakker genoeg. Een positief einde van dit programma over een moeilijk
maatschappelijk proces.
Aflevering 2: Buiten
Cairo
Esmeralda keert terug naar de Sinaï waar ze vier jaar in de
toeristenindustrie werkte. Ze bezoekt Walid die ze al kende en zijn gezin in
Ras Sidr. Ze hoort van hem over de strijd tussen verschillende bedoeïnenstammen
in de woestijn. Walid, die zelf tot de Tarabin behoort, gaat naar een
stammenbijeenkomst, maar neemt wel zijn geweer mee in zijn auto. Na de revolutie
ontbreekt gezag. De Alegat stam eigent zich in het machtsvacuüm land toe, dat
eerder van Moebarak was, maar gaat voorbij aan de wetten die bij de bedoeïenen
gelden.
Esmeralda ziet het conflict tussen de stammen als een gevolg
van de anarchie waarin de Sinaï verkeert en waardoor de toeristen wegblijven.
De kamelendrijvers zitten werkloos aan de thee. Ze behoren tot verschillende
stammen maar hebben geen problemen met elkaar. Het probleem ligt in Cairo,
vinden ze. Er is een sterke leider nodig, om te voorkomen dat men elkaar in de
Sinaï vermoordt. Fel discussiëren ze met elkaar over de vraag of de toestand
zal verbeteren.
De toeristen blijven in hun hotels in Sharm El Sheikh, die
gerund worden door Egyptenaren van het vasteland. De bedoeïenen leven in de
natuur en spreken geen buitenlandse talen. Het is al schrijnend te zien dat
bedoeïenen in het hotelafval zoeken naar voedsel voor de geiten en voor
henzelf, maar nog schrijnender dat er door de weinige toeristen ook minder
afval en nog meer armoede is.
‘Water is kostbaar,’ zegt een hoteleigenaar uit Sharm tegen
zijn knecht, die de tuinplanten nat spuit. Hij moet op de kosten besparen en vreest
een anarchistische chaos als in Noord-Jemen. De toekomst is een schip zonder
anker dat alle kanten kan opdrijven. Zelf redt hij zich wel. Als de nood aan de
man komt trekt hij met een kameel de woestijn in.
Walid put water en vertelt dat bedoeïenen zich vestigden bij
zo’n put en verder trokken als die droog viel. De regering wil met steun van de
EU dat ze in dorpen gaan wonen, maar bedoeïenen houden van de natuur en willen
de nieuwe huizen liever als opslagruimte gebruiken. Walid heeft de Alegat
bestudeert. Ze komen uit de Nijldelta en spioneerden voor Moebarak, die ook tot
de Alegat behoorde. Ze beschuldigden de Tarabin van pogingen tot opstand.
Esmeralda hoort van Walid dat de stammenbijeenkomst positief
is verlopen, al is het landbezit een moeilijk onderwerp dat niet meteen
opgelost wordt. Hij heeft tijd om zijn Duitse gasten te ontvangen in zijn
traditionele rieten bedoeïenenhotel met open vuur. Het is een centrum voor de
bedoeïenengeschiedenis. Men produceert voedsel zonder kunstmest. Esmeralda
vraagt zich af hoe lang de idylle is vol te houden in deze streek met een
stilgevallen economie.
Aflevering 3: Revolutie
van de jeugd
Politicologe en schrijfster Monique Samuel gaat terug naar
Cairo om haar vroegere vrienden, allen Koptische christenen, om te vragen over
de revolutie en wat de vrijheid voor hen betekent. Ze is duidelijk niet gewend
om de rol als journaliste op zich te nemen. Het zijn meer vriendenbezoeken dan vraaggesprekken.
Ahmed doet aan karate en vertelt over het volkscomité waar
hij gedurende de revolutie aan deel nam dat een volksbuurt bewaakte. Inmiddels
is hij coördinator van een crisisteam van de Arabische Liga, dat brandhaarden
in de omgeving in de gaten houdt en daarop reageert. Na een revolutie volgt
altijd een periode van instabiliteit, zegt hij. Monique gaat mee naar zijn
moeder die ongerust was toen haar zoon op het Tahrirplein was waar ook
onruststokers actief waren. Op de televisie is een demonstratie tegen een
minister te zien. Ahmed is lid van de Ultra’s, een voetbalfanclub van armen en
rijken, christenen en moslims die deel nam aan de revolutie. Hij vertelt over
vrienden die hij verloren heeft. Ook tijdens de voetbalrellen in Port Said,
waarbij de politie niet ingreep.
Monique, ofwel Mounira zoals ze in Egypte genoemd wordt,
gaat tussendoor naar haar oma, die in een wijk woont waar steeds meer moslims
wonen. Er wordt een islamitische kathedraal gebouwd terwijl het vuilnis niet
wordt opgehaald en de stroomvoorziening gebrekkig is. Oma is opgegroeid in het
Zuiden waar moslims en christenen geen problemen met elkaar hadden. Tijdens de
revolutie was men eensgezind, maar inmiddels is door toenemende werkloosheid en
armoede de angst toegenomen. Ze toont een kruis op de binnenkant van haar pols
die er met een naald werd ingebrand toen ze jong was. Oma vraagt aan Monique
waar het leven beter is. Monique antwoordt dat Egypte de moeder van alle landen
is en huilt.
Monique vraagt zich af of de islamitische regering nog wel
plaats biedt aan andersdenkenden en aan jonge vrouwen die hun plek opeisen. Dat
laatste doet Safya zeker. Ze is voetbalcoach van een vrouwenelftal. De
speelsters zijn kostwinners. De oudere generatie heeft te lang gezwegen. De
doden zijn de prijs die haar generatie betaalt. Het Moslim Broederschap kan
vrouwen niet meer negeren. De jeugd keert zich tegen Morsi. Safya vraagt zich
af of ze met de verslechterende economische situatie wel op de goede weg zijn. Een
vriendin van Safya zegt dat vrouwen emotioneel sterker uit de strijd zijn
gekomen. Ze kunnen nu de straat opgaan om voor hun rechten op te komen.
Haar naamgenoot Mouneer is modern danser en oefent op de
daken. Vandaar observeert hij mensen en gebruikt hun gedragingen in zijn dans. Dit
is een tijd van sterke beweging. De revolutie is vooral voor de armen bedoeld. Mensen
moeten opnieuw met elkaar leren omgaan, zegt hij. Dat geldt ook voor hemzelf. Hij
is niet zo’n prater. Hij staart uit over de stad en moet huilen. Monique troost
hem wat voorzichtig. Er is altijd nog kunst als het op straat niet lukt.
In een nawoord zegt Monique dat de revolutie niet zozeer de
politieke omwenteling is, maar vooral een sociale. De muren van de angst zijn
doorbroken. Men eist werk en laat zich de mond niet meer snoeren. Het eind is
hilarisch. Een voetbalster vraagt haar of ze de volgende keer een dildo kan meenemen,
want die zijn daar niet verkrijgbaar. Liefst een grote. Ze wil geld meegeven.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten